Veldwerk Kampen III

Woensdag
Het veldwerk was alweer bijna halverwege, maar nu werd het tijd voor wat fysieke arbeid: we zouden gaan boren. Het was namelijk best wel nuttig om te weten wat er nou in de grond zat in verband met de vegetatie, maar ook voor de vaargeul van onze bypass. Zou de bodem bijvoorbeeld uit grof zand bestaan, dan zou het water in de bypass makkelijk naar het lager gelegen land kunnen stromen. Kwel dus en daar zijn de boeren niet blij mee. Bij een kleiige ondergrond zouden deze effecten veel kleiner zijn.

We gingen dus weer het gebied in, op naar ons vertrouwde stekkie. In dit kleine oerwoud zouden we even een boring zetten. Onder toeziend oog van Mark B., die één dag bij het veldwerk kwam kijken en gezellig (?) met ons was meegefietst, stond ik zenuwachtig met zo’n Edelman-geval in m’n hand. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit een boring heb gezet, dus ik had ook geen idee welke kant ik op moest draaien… Tijdens het Brabantveldwerk van vorig jaar was ik meer de man van de analyse.

Gelukkig ging alles goed en had ik al wat zand naar boven gehaald. Het werd tijd voor meer verlengstukken en langzaamaan viel ik weer terug in m’n oude rol als analiticus. Steeds meer verlengstukken werden aan elkaar gezet en we begonnen ons af te vragen wanneer dat zand nou zou komen. De schattingen liepen uiteen van één meter twintig (Rolex) tot drie meter (Simon), waarna ik maar drie meter tien gokte. Al gauw bleek mijn schatting het meest accuraat, hoewel accuraat… Het deed me denken aan dit mopje:

Martine komt thuis met een kleurboek. Moeder vraagt waar ze dat vandaan heeft. Martine zegt: “Dat heb ik op school gewonnen. De meester vroeg hoeveel poten een struisvogel heeft en toen heb ik gezegd: “Drie.””
“Maar een struisvogel heeft toch maar twee poten?” vraagt haar verbaasde moeder.
“Ja, dat zei de meester ook,” Antwoordt Martine, “maar de rest van de klas dacht dat het er vier waren, dus ik was er het dichtst bij.”
Uit: 1001 superleuke schoolmoppen

Uiteindelijk zaten al onze meegebrachte verlengstukken in het gat en hadden we alleen nog maar klei omhooggehaald. Het was een moeilijk moment. Zouden we naar de volgende locatie gaan, of zouden we tot het bittere eind doorgaan? Dat laatste gebeurde uiteindelijk. Rolex ging terug naar de camping om nog een stel verlengstukken te halen. Simon en ik zaten ondertussen een beetje wortel te schieten in de felle zon. Mark B. ging (tot onze opluchting) naar een ander groepje dat aan het boren was.

Ongeveer anderhalf uur later kwam Rolex aanfietsen. Hij had een hele zak vol materiaal en een aantal pakken sap. Het werd in ieder geval tijd om verder te boren. We bereikten een diepte van acht of negen meter. Een “Brabantse” diepte, echt ongekend. En het vreemde was dat we nog steeds geen zand hadden gevonden. Alleen maar vette klei. Dus wisten we nog niet op welke diepte het zand begon…

Inmiddels was onze halve dag alweer voorbij en gingen we naar een volgend veld. Ondertussen mocht ik nog wat foto’s maken van landschappen en planten, waarna we aankwamen bij ons tweede veldje. Het was een heel licht glooiend grasveldje en we gingen er, brutaal als altijd, meteen een boring zetten. Rolex ging even verderop nog een tweede boring zetten. We zaten direct aan een weg en ik vond het best spannend, want wat als de eigenaar aan zou komen rijden?

Hoewel de tractoren af en aan reden, kwam de desbetreffende boer ons niet verjagen. We konden rustig ons werk doen. Daarbij gingen we nog de waterkwaliteit bepalen met van die leuke indicatorstrookjes. Simon probeerde het nitraatgehalte van het bodemvocht te meten en wachtte daarom keurig steeds een minuut, maar nee hoor, helemaal geen verkleuring. Het door de universiteit verstrekte testje was over de datum en dat blijkt ook bij indicatorstrookjes nog wel wat uit te maken.

Het was weer tijd om naar de volgende locatie te fietsen. Terwijl een groepje bruggers (?) zich nogal laatdunkend uitte over de drie studenten in het veld, gingen wij ook maar. Daarbij werd de zware tas met boorspullen aan mij overgedaan, wat niet echt een succes was. Blijkbaar ben ik niet zo’n goeie ezel, want om ongelukken te voorkomen, werd ik uit m’n lijden verlost. Wel kreeg ik beschikking over de kaarten van het gebied. Dat was ook niet zo’n succes, want ze floepten steeds uit de binnenzak van m’n jas.

Er was nog tijd over voor één boring, maar voordat we zover waren, wilde Rolex nog een keer de waterkwaliteit meten van een sloot. Het probleem was alleen dat de oever aan de wegkant vrij steil was. Daarom sprongen Rolex en Simon naar de overkant. Rolex haalde het net. Hij kon mooi de pH meten, terwijl Simon tegen beter weten in het nitraatgehalte probeerde vast te stellen. Het leverde één ruwe schatting van de pH op: die was ongeveer zes. Of misschien zeven. Ik kon het niet heel goed beoordelen. De jongens moesten in ieder geval weer terug, de steile en hogere oever op. Simon besloot maar om te lopen, naar een plek waar hij wel over de sloot kon springen, maar Rolex durfde dat niet aan. Hij besloot uiteindelijk maar z’n sokken uit te trekken en z’n broek op te stropen, waarna hij de moed probeerde te verzamelen om te springen.

Daarbij hielp het niet dat een gozertje steeds langs ons zat te skeeleren. Rolex wilde niet dat hij op z’n bek zou gaan en werd uitgelachen. Dat viel wel mee. Rolex sprong net niet ver genoeg, maar hij kwam nog vrij gemakkelijk aan wal. Oef! Hij had alleen natte voeten.

De laatste boring lag redelijk op de route naar de camping. Ook nu kwamen we onaangekondigd en ongevraagd een akker op. Daar gingen we aan de slag en troffen we veel klei en vooral veen aan. Het was inmiddels half zes, wat betekende dat we de bespreking ruimschoots gemist hadden. Niet dat we dat erg vonden. Minder leuk was dat we ook te laat zouden komen voor het eten. Gelukkig zouden ze nog een aantal gehaktballen achter de hand houden.

Het was weer mooi geweest. Ons boorgat werd verdoezeld en we spoelden de boorstukken af met mineraalwater, om vervolgens langs de saaie akkers richting de bewoonde wereld te gaan. Een lange boordag had ons een bodemschat aan informatie opgeleverd. Of niet?

Met onze laatste krachten wisten we de camping te bereiken. Iedereen zat al aan tafel en het jammere was dat het vlees inmiddels op was. Het menu was apart: het was een combinatie van de vorige dagen: friet met wokkels. Rolex kreeg uiteindelijk nog zijn vegahapje: een vis. Hij vroeg of ik ook wilde, maar vol afschuw wees ik het voorstel af. Kom zeg…

De avond viel in en tot mijn genoegen zag ik dat het bewolkt was. Het was weer tijd voor spelletjes. Ik had nog een aantal mensen ingemaakt met schaken, ik deed nog een keer mee met het overigens later op mysterieuze wijze verdwenen wielrenspelletje van Rolex en keek ik hoe het spel Koehandel werd gespeeld.

De spelletjes speelden we bij de “populaire kinderen”. Zij hadden op de eerste dag onze bank gepikt, waardoor wij naar de grote groep gelokt werden. Helaas was m’n zaklamp op de eerste dag al leeggeraakt en sorteerden de andere lampjes dusdanig weinig effect, dat het al gauw te donker werd, de lange dagen ten spijt. Er werden plannen gemaakt om het spel “Weerwolven” te spelen, maar daar ging ik niet op wachten. Ik dook vroeg m’n tent in, in de hoop dat ik uitgerust wakker zou worden…

Donderdag
Het veldwerk was na deze dag praktisch voorbij, maar heel blij was ik niet. Enquêteren! Brr… Hoe lulde ik me hier onderuit? Het begin was altijd het moeilijkst, maar ik vond het eng als ik op hetzelfde terrein als mijn makkers moest enquêteren; bij een kleine plaatselijke supermarkt. Dan was ik liever nog alleen, want dan werd ik misschien alleen vreemd aangekeken door mensen die ik niet kende… Gelukkig vond Rolex het niet erg als ik hem zou bijstaan door alleen de antwoorden op te schrijven. Dat was natuurlijk wat lichter werk, hoewel die stapel papier ook best zwaar was…

Zo kwam ik de ochtend door. Het was best druk en we konden best veel mensen spreken. Natuurlijk waren er op deze donderdagochtend vooral veel vrouwen aanwezig, maar ook wel wat mannen. Toch hadden de mannen voor mijn gevoel minder zin om aan onze enquête mee te werken (hoe zou dat toch komen?), waardoor we uiteindelijk viermaal zoveel vrouwen hadden geënquêteerd. Dat was natuurlijk wel jammer voor de betrouwbaarheid.
Desondanks hadden we voor het eind van de middag 69 mensen ondervraagd en met een stapel informatie op zak gingen we weer naar de camping.

Die 69 mensen waren best veel; een stel chickies stond haast dag in, dag uit te enquêteren en kwam aan nog geen 200 respondenten. Aan hun uiterlijk zal het niet hebben gelegen, aan hun enquête waarschijnlijk wel: het afnemen duurde tien minuten; die van ons misschien drie (hoewel dat geregeld uitliep.)
Nee, voor ons was de enquête meer bijzaak. Voor ons telde de mening van de bewoners niet zo zwaar. Liever wilden we weten welke waarden er in ons gebied zouden worden opgeofferd.

Daarom gingen we ‘s middags ook maar mee met Jan, richting het Kampereiland. We fietsten door het saaie pannenkoekenlandschap, over de smalle weggetjes en langs de vlakke akkers, dan weer wind mee en dan weer wind tegen. De rit stopte opeens bij een akker, waarna ik de anderen achterna liep naar een hek. Toen we daar overheen waren, hield het land op. Daar stond ik me dan te vergapen aan de rietkragen. Na een kleine slaapwandeling, liep ik weer achter mijn makkers aan. Op de terugweg hadden we alleen maar tegenwind en bekaf kwam ik aan. Ik had natuurlijk heel veel zin gekregen in het inkloppen van de enquête-uitslagen.

De tijd vliegt echt wanneer je lol hebt, want toen we net over de helft waren met het inkloppen van de uitslagen, was het alweer tijd om te eten. Wat zou het nu worden? Het was iets Sjinees of iets in die richting. Gelukkig zat er ook rijst bij, dus daar kon ik nog wel wat van naar binnen schrokken. Daarna werd het weer tijd om verder te gaan met de enquête. Rolex wilde nog één enquête erbij hebben, om op 70 te komen, dus wilde hij naar Kampen. Hij wilde een jongen enquêteren, omdat we weinig jongeren hadden geënquêteerd. Helaas was Kampen helemaal uitgestorven. Toch waren er twee gozers die verveeld op een bankje zaten. Eentje wilde wel meedoen aan de enquête. Toen hij de vragen had beantwoord, ging Rolex opeens die andere overhalen om ook die enquête in te vullen… Gelukkig hapte die gast niet toe en reden we weer “voldaan” naar de camping. Ik had m’n twijfels over het nut van het enquêteren van een gastje van veertien.

Nadat de uitslagen waren ingeklopt, ging ik er leuke grafiekjes van maken. Daarbij maakte ik voor het eerst in m’n leven een cirkeldiagram in Excel. Ik was die lelijke standaardkleuren zat en ik wilde ze vervangen door toepasselijke kleuren (rood voor “nee” en groen voor “ja”), maar dat lukte niet zo goed. Pas na veel gestuntel was het me gelukt. Ik was wel blij met de grafieken, die ik redelijk had geüniformeerd: steeds hetzelfde lettertype en dezelfde kleuren en dat soort dingen.

Weerwolven
Het was de laatste avond en zelfs wij waren nu klaar. De uitwerkruimte ging dicht en het werd tijd voor spelletjes. Een van die spelletjes was het spel “Weerwolven”. Het was ondertussen pikkedonker en iedereen was dolenthousiast toen het spel tevoorschijn kwam. Zelf werd ik overgehaald om ook maar mee te doen, hoewel ik het spel niet kende. Gelukkig kenden er nog wel meer mensen het spel niet, waaronder Rolex, die naast me zat.

Het spel werd uitgelegd. Het kwam er in het kort op neer dat de wolven ’s nachts een burger moesten vermoorden, net zolang totdat alle burgers waren uitgemoord. De burgers moesten natuurlijk zelf de weerwolven zien te ontmaskeren. Dat moesten ze doen in een stemming, waarin degene met de meeste stemmen het spel moest verlaten. Dat kon natuurlijk ook een burger zijn en in het begin van het spel gebeurde dat ook veelvuldig.

De eerste spelleider was JWvE. Hij vertelde in geuren en kleuren over het stadje “Reinsburg”, waar de weerwolven zoveel overlast veroorzaakten. Zelf was ik maar een burger. Rolex was dat ook en hij werd zelfs gepromoveerd tot burgemeester. Nadat de spelregels waren uitgelegd, begon het spel dan echt. We gingen slapen, waarna allerlei wezens, zoals de heks en de wolven, onafhankelijk van elkaar wakker werden en mochten beslissen over leven en dood.

De eerste ronde was lastig. Als echte n00b moest ik als eerste iemand verdenken. Tja… Wie moest ik dan kiezen? Ik besloot maar iemand te kiezen die nogal aanwezig was. Gelukkig (of helaas?) deelden weinig anderen in die mening en kozen ze een ander chickie. Die mocht zich toen verdedigen en deed dat in mijn ogen zo ongeloofwaardig, dat ik besloot alsnog op haar te stemmen. Helaas bleek mijn “weerwolvenkompas” nog niet zo goed te zijn, want ze was gewoon een burger. Tja, jammer dan.

Vervolgens ging ik weer rustig slapen en zag ik tot mijn opluchting dat ik de volgende dag gewoon nog in leven was. De drukste mensen gingen er het snelst uit, maar ook ik had last van een imagoprobleem. Ik moest vaak als eerste kiezen en als ik dan iemand moest aanwijzen, dan werd me dat niet in dank afgenomen. Daardoor kreeg ik al gauw behoorlijk wat stemmen, maar gelukkig had het geen consequenties. Ook Rolex kreeg een imagoprobleem. Hem werd kwalijk genomen dat hij per ongeluk een burger op de brandstapel had laten verdwijnen. In een kwartier durend betoog pleitte hij zijn onschuld, maar dat was slechts uitstel van executie. Hij deed zijn burgemeestersinsigne over aan mij, waarna hij het spel verliet.

Het werd onrustig, want bijna iedereen was alweer uitgespeeld. Uiteindelijk bleef ik over, samen met Mathieu en Gabe. Ik vond Mathieu verdacht, waardoor ik hem maar aanwees als weerwolf, maar ik kreeg meteen twee stemmen tegen me. Mathieu maakte me duidelijk dat hij de heks was en ik mompelde maar dat ik de burger was. Blijkbaar klonk het overtuigend, want samen wisten we de laatste weerwolf te ontmaskeren. Ik had dus gewonnen! Toen ik het spel een beetje begon te snappen, kreeg ik door dat dat meer kwam doordat ik de weerwolven zo goed had geholpen door steeds burgers naar de brandstapel te stemmen.

Tja, Reinsburg was weer veilig, maar tegen welke prijs: alleen de heks en één burger waren nog in leven.

Na dit succes had ik meer zin om bij de anderen te kijken. Als toeschouwer keek ik hoe de anderen het ervanaf brachten. Toch wel relaxed. Ik kon nog wat foto’s schieten, maar helaas volgde ik het spel niet meer zo. Spelleider was Jolly, die zich nergens versprak, maar ook niet zo’n levendig verhaal had.

Hoewel het inmiddels alweer na middernacht was, werd er rustig een derde spelletje gespeeld. Ditmaal was Nelis de spelleider. Het was zelfs zo gezellig dat de docenten kwamen kijken. Toen gebeurde wat er wel aan zat te komen: een kampeerder kwam WOEDEND aanbriezen dat hij de herrie
niet meer kon verdragen. Een van de studenten nam het woord en verontschuldigde zich op zeer beleefde toon. Hij kreeg hierdoor alle lof van Jan-van-gent, die vond dat hij het heel goed had opgelost.
Het feest ging gewoon weer door; men week uit naar een gebiedje even verderop.

Voor mij was het het sein om lekker te gaan slapen. Mijn laatste (?) veldwerk was weer bijna voorbij…

Vrijdag
Vroeg in de ochtend ging de wekker van m’n mobieltje af en voorzichtig ruimde ik de troep in m’n tentje op, om vervolgens naar de ontbijtzaal te gaan. Daar was ik de eerste en traag zat ik op wat brood te kauwen. De laatste keer in de ontbijtzaal, waar ik ondertussen wel aan gewend was geraakt. Een veldwerk is eigenlijk heel raar. Tijdens het veldwerk vind je er niks aan, maar na afloop kun je wel terugkijken op een mooie tijd. Dat komt volgens mij omdat je (ik in ieder geval) tijdens die week/weken zit te stressen om alles goed te doen. Als alles dan op z’n pootjes terechtkomt, kun je er met een fijn gevoel op terugkijken. Misschien geldt dat wel voor het hele leven, want mijn herinneringen zijn altijd leuker dan hoe ik het destijds beleefde.

Het werd tijd om m’n tentje plat te gooien. Daarbij vroeg ik me bang af of ik alles wel weer zou meekrijgen. Mijn ervaring is namelijk dat je dingen thuis, in alle rust, veel compacter bij elkaar kunt proppen dan in de hectiek op de laatste dag.
Rolex hielp mij, aardig als altijd, met het ontmantelen van m’n tentje en tot mijn vreugde paste alles netjes in de tas. Ook mijn eigen spullen wist ik in de koffer te proppen, waarna ik m’n spullen maar in de uitwerkzaal dumpte. Dat was ook weer gelukt…

Ondertussen waren de meeste tenten al platgegooid. Zelf probeerde ik nog wat mee te helpen bij anderen, hoewel het niet veel voorstelde. Steeds meer gele plekken op het gras kwamen aan het licht. Waar bijna iedereen ging uitrusten, gingen Rolex en ik nog het gebied in. Simon bleef achter om een presentatie in mekaar te zetten.

We gingen naar het gebied/gehucht “De Zande”, waar onze bypass zou moeten komen. We gingen het gebied bekijken en plaatjes schieten. Welke obstakels stonden in de weg? Waar moesten we nog rekening mee houden? Rolex zette nog wat locaties in de GPS, maar helaas hadden we niet meer genoeg tijd om het hele traject vast te leggen. Tja…
Tegen de wind in fietsten we door het gebied, langzaam richting de camping. Toen we daar eenmaal aankwamen, werden de fietsen al in een kar gegooid. Ik kon mijn fietsje meteen inleveren.

Het was tijd voor de presentaties. Hoewel die officieel pas om drie uur zouden beginnen, was iedereen al veel eerder opgetrommeld, zodat we ook weer eerder naar huis konden. Dat was pas mooi. Om het nog eens extra feestelijk te maken, bleek dat Wagten Donk zijn verjaardag op deze dag gepland had. Er waren enkele taarten aangerukt om dit te vieren. Maar hoe eet je dat? De oplossing was een pak A4-papiertjes. Dure servetten, maar who cares?

Terwijl ik voor de tweede keer m’n handen afwaste, stond Rolex in de rij bij de laptop om daar onze presentatie op te zetten. Toen hij aan de beurt was, verzocht Jan-van-gent hem maar om meteen de presentatie te houden. Ik kwam nietsvermoedend aanlopen, toen me gezegd werd dat wij als eerste die presentatie zouden houden. De hele week waren wij als een van de laatsten aan de beurt en nu ineens als eersten?! Ik was er in ieder geval niet zo blij mee.

Omdat we niet echt konden oefenen op de presentatie, ging het niet echt lekker. Rolex kwam niet al te lekker uit z’n woorden, in zijn poging mooie volzinnen te maken. Zelf mocht ik wat vertellen over de uitkomsten van de enquête, maar verder dan wat gebrabbel kwam ik niet. Niet dat ik daar erg mee zat. Jammer was wel dat ons praatje (veel) te lang duurde. Vroeger leek het me moeilijk om tien minuten achter elkaar te lullen over iets, tegenwoordig verbaas ik me er niet meer over. Hoeveel ons praatje nou precies te lang duurde weet ik niet. Het werd ons in ieder geval niet in dank afgenomen. Zelf werd ik in ieder geval knap ongeduldig van het verhaal.

Vervolgens kwamen de andere groepjes. Echt goed heb ik die verhalen niet gevolgd. Ik wilde naar huis! Lekker internetten, want dat had ik al bijna een week niet gedaan. Ik kon amper wachten.

Na de praatjes moesten we echter nog corvee doen. Ja ja, natuurlijk hadden WIJ weer op de LAATSTE dag corvee. Er was echter te weinig kapitaal, waardoor de meesten van ons maar zaten toe te kijken hoe een ander de vloer aanveegde.

Gelukkig konden we onze spullen in een auto proppen, waarna we zelf nog naar het station van Kampen konden lopen. Niet dat dat ding veel voorstelde. Het station ligt namelijk op de oostelijke oever van de IJssel, dus aan de andere kant van de stad zelf. Het station heeft maar één spoor: je kunt alleen naar Zwolle. Geen wonder dat men de Hanzelijn wil aanleggen, want de verbinding met het westen is slecht. Probeer maar eens via het openbaar vervoer snel in Kampen te komen…

We gingen dus eerst naar Zwolle, waarna we moesten overstappen voor de richting Utrecht. In de trein deelde ik nog M&M’s uit, waarna ik maar eens naar huis ging bellen. Opmerkelijk genoeg besloot ik eerst m’n ma te bellen en, nog opmerkelijker, ze nam nog op ook. Ik vertelde maar dat ik in de trein zat en dat ik nog niet precies wist hoe laat ik nou zou aankomen.
Later werd het me wel duidelijk en besloot ik uit te stappen in Hilversum. Ditmaal nam Beppie niet op, dus belde ik maar naar huis, maar er werd niet opgenomen. Jean Loulou nam ook al niet op. Ewood deed dat gek genoeg wel. Volgens hem was Beppie al naar Hilversum gekomen.

Toen ik was uitgestapt, besloot ik maar naar buiten te gaan. Helaas is station Hilversum een enorme bouwput geworden en ik liep maar de grote uitgang uit, zodat ik weer een beetje kon ademhalen. Beppie bleek echter aan de andere kant van het spoor te staan, maar uiteindelijk had ik d’r wel gevonden. Ik propte m’n tassen in de Vos en stapte in. Ik was vermoeid, maar m’n hoofd gek genoeg niet. Blijkbaar maakt het thuiskomen veel energie los of zo.

Tijdens het eten werd me echter medegedeeld dat we geen internet meer hadden en dat de huistelefoon het ook niet meer deed. Daar was ik blij mee… Terwijl Ewood meespeelde in de massakamp tegen Soest, ging ik me ontspannen. Het veldwerk zat erop, nu hoefden we alleen nog maar wat dingen uit te werken. En dan, na twee weekjes, hadden we EIN-DE-LIJK vakantie!!!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *