Afgang in Amsterdam

BSG verliest van kleine zusje
Hoe kon dit gebeuren? Na de eclatante overwinning op Utrecht 2 leek het duidelijk dat BSG in een hoog tempo zou doorstoten naar de meesterklasse. Nog geen twee weken later ziet de wereld er voor ons heel anders uit: zelfs het tamelijk zwakke SOPSWEPS was te sterk voor het kampioensteam.

Het seizoen 2007-2008 was voor BSG 1 een ongekend mooi seizoen. Alle duels werden (met het nodige geluk) gewonnen, waardoor we een jaartje in de meesterklasse speelden. Daar bleken we qua niveau nog erg veel tekort te komen, maar met een jaar meesterklasse-ervaring zouden we toch weer verder moeten kunnen gaan waar we gebleven waren. Fout gedacht. BSG speelde vorig jaar zeer wisselvallig. Zwakke ploegen als Utrecht 2 (8½-1½) en AAS (8-2) werden met grote cijfers opgerold, evenals een middenmoter als Philidor (6½-3½), maar we liepen ook tegen de raarste teams averij op. Met zes verliespunten bleven we een jaartje zitten, om dit seizoen weer in de eerste klasse te kunnen schitteren met een fraai team: als versterking was Robert Ris gehaald. Alle ingrediënten voor een superseizoen leken in huis te zijn gehaald, maar al na twee wedstrijden hebben onze titelaspiraties een gevoelige knauw opgelopen.

Het was niet zomaar een wedstrijd, gisteren. BSG speelde uit tegen SOPSWEPS, een team dat uit BSG is ontstaan. Het verhaal was volgens mij als volgt: een aantal (toen nog jonge) BSG’ers wilde in een team spelen, maar vanwege de grote diversiteit in niveau tussen deze spelers werden ze in verschillende teams ingedeeld. Toen gingen ze maar voor zichzelf beginnen. Dat was op 29 februari 1992. Het nomadenteam doolde jarenlang door de KNSB-competitie. In 2006 speelden ze in het Denksportcentrum een thuiswedstrijd tegen BSG. De “Soppers” hadden enorm naar de wedstrijd uitgekeken, maar uiteindelijk kregen ze met grote cijfers op hun donder.

Inmiddels speelt SOPSWEPS in de eerste klasse en heeft het een eigen clubgebouw, zoals elke andere club. Nou ja, clubgebouw, het is niet meer dan een donkere kroeg in het hartje van Amsterdam. Tussen al die dronkenlappen verwacht je natuurlijk geen serieuze sport als schaken en misschien was dat de verklaring voor het zwakke spel dat de BSG’ers tentoonspreidden.

Kroegschaak, het is een typische discipline voor de serieuze schaker. Begin 2005 vocht BSG 2 in de promotieklasse voor promotie. In Utrecht moest de horde De Rode Loper genomen worden en dat lukte met opvallend gemak: het werd 5½-2½ in Bussums voordeel. Teamleider Remmelt Otten deed uitgebreid verslag van de wedstrijd (waar ik niet bij was) en de ervaringen van het spelen in een aparte omgeving. Otten besluit de inleiding van zijn verhaal met: “We hebben de kroegschakers verslagen, maar het ging moeizamer dan gezond is voor een team met de ambitie om volgend jaar derde klasse KNSB te spelen.” (Kontakt maart 2005). Hij kon zich toen nog niet voorstellen hoezeer hij ernaast zou zitten

De dag begon nog mooi. Het was prachtig weer, er was geen wolkje te zien. Echter, het eerste wolkje aan de schaakhemel was al wel te zien: SOPSWEPS stond namelijk al op voorsprong door de vooruitgespeelde partij BottemaRis. De wedstrijd werd donderdagavond gespeeld vanwege verplichtingen van Robert in de Bundesliga. Van wat ik van de partij heb gezien concludeer ik dat Ris met zwart goed stond na een weinig ambitieus opgezette partij van de witspeler, maar dat hij toen een roekeloze zet deed die, in combinatie met wat stellingsgeluk voor de tegenstander, ineens de bordjes deed verhangen. Het was een flinke domper dat onze stabielste speler al voordat de wedstrijd echt van start was gegaan.

Maar goed, er waren nog negen borden over. Het zou allemaal nog goed kunnen komen met BSG, dat ook al Berelowitsch moest missen vanwege diezelfde Bundesliga. Gelukkig bleek SOPSWEPS Peek en Webbink te missen. BSG speelde in de normale opstelling en dat zag ik wel zitten: Large zou die Riemersma een vervelend middagje bezorgen, net als Leon dat zou doen bij “overloper” Emile. Bleek SOPSWEPS ineens in een tactische opstelling te spelen: aan de hoogste borden werden hun kneuzen opgesteld, terwijl hun sterke spelers aan de lage borden hadden plaatsgenomen. Bleek ik ineens tegen Johan Booij (2214) te spelen…

Er stonden nog negen borden in de zaal: bord 1 en 3 t/m 6 zaten aan het raam, bord 7 t/m 10 stonden meer in de gang daarvoor. Aan bord 1 speelde Large tegen een knuppel. Frans Borm speelde aan bord 3 tegen Eddy Sibbing en Leon speelde tegen Gert Pijl, de man met het laagste rating-lengtequotixc3xabnt in de zaal. Aan bord 5 zat FM Henk tegen een andere knuppel en op bord 6 kreeg Ewood tot zijn schrik Li Riemersma tegenover zich. Aan de onderste borden was de thuisploeg wat sterker. Ieder halfje wat we daar scoorden was meegenomen, hoewel het ratingverschil nou ook weer niet heel erg in ons nadeel was.

Zelf kreeg ik het Schots tegen me. Het was zo’n variantje in het Schots gambiet waarin wit 5.e5 doet. Op internet krijg ik dat soms tegen me en het valt me dan op hoe lastig het nog te spelen is met zwart. En dat terwijl het er leuk uitziet: zwart krijgt een mooi pionnenblokje in het centrum, waar twee lopers zich achter verschuilen. Hoewel het allemaal nog theorie was, had ik het gevoel dat er iets moois aan zat te komen. Effe hun tactische opstelling verkloten door te winnen aan bord 10, dat zou toch gaaf zijn.

Helaas was er verder weinig om blij over te zijn. Het ene wolkje aan de schaakhemel was uitgegroeid tot een hele pluk laaghangende bewolking. Op de borden waar we een Elo-overschot hadden was het allerminst duidelijk, op de borden waar we ratingtechnisch in het nadeel waren, leek het al gauw mis te gaan.

Grappig vond ik dat Leon Pliester het Tweepaardenspel van stal haalde tegen Gert Pijl. Die opening had ik nog een beetje voorbereid, mocht ik tegen Gert Pijl spelen… In ieder geval pakte Leon vrij gauw een puntje, maar dat werd weer weggestreept door de pijnlijke nederlaag die Ton tegen Emiglio leed. Wrang was het wel. In dienst voor BSG had Emiglio de laatste jaren vooral remises en nullen gescoord en uitgerekend tegen BSG won hij. Nou viel hem ook niet veel te verwijten: Ton dacht uren na en draaide bovendien op een cruciaal moment twee zetten om. Beter deed zijn naamgenoot het. Coen, die per se wilde invallen voor Berelowitsch, kwam goed uit de opening. Helaas was dat lange tijd ook het enige positieve nieuws in de partij. Zwart kroop steeds verder uit zijn schulp en nadat Coen een dame had gewonnen, leek de nederlaag slechts een kwestie van tijd. Desondanks lukte het Coen op de een of andere manier om remise te maken.

Daarmee deed hij het beter dan de Coencriticasters, want naast Ton liet ook Le zich niet van zijn beste kant zien. In een Philidor liet hij zich met wit al vroeg in de opening verrassen, waardoor hij al “vanaf zet vier” praktisch verloren stond en hij wist dat ook niet meer te herstellen. Beter deed Large het, maar overtuigend was het niet. Hij kreeg een Caro-Kann tegen zich, waarin zijn tegenstander de eerste negentien zetten uit zijn hoofd had geleerd. Voor de niet-kenners: zo lang zijn de hoofdvarianten in de Caro-Kann nou eenmaal. Kortom: weinig nieuws onder de zon. Large stond de hele partij misschien een fractie beter, maar zijn tegenstander kon de boel vrij gemakkelijk dichthouden. Gelukkig betaalde het niveauverschil zich uiteindelijk toch uit toen Large met een geniepig schijnoffer een stuk en de partij won.

Hoewel ik dacht goed te staan, viel dat toch wel tegen. Waarschijnlijk had ik wel wat beters dan de afwikkeling naar een dubbeltoreneindspel. Ik dacht vanwege de zwakke pionnen bij wit wel goed te staan, maar de slechte stand van mijn torens deed het ergste vrezen. Ik kon gelukkig een pion offeren om actief te worden en daar gaat het natuurlijk om in toreneindspelen. Voor m’n gevoel had ik met netjes naar remise gekeept. Op de 39e zet was de remise onvermijdelijk en bood ik maar remise aan. Mijn tegenstander had nog maar iets van tien seconden voor de laatste zet voor de tijdcontrole. Het leek me wel een fijn moment voor een remiseaanbod, omdat mijn tegenstander dan waarschijnlijk wat meer bereid was het meteen aan te nemen. Dat deed hij dan ook, waarna Bottema hem meteen uitfoeterde dat hij geen remise mocht aannemen met een pion meer en dat hij met “Tf7” had kunnen winnen. De twee heren liepen weg, waarna ik een beetje bedeesd achterbleef. Ik besloot de stukken maar weer in de beginstelling te zetten.

De stand was 4-3 in het voordeel voor de thuisploeg en de overwinning leek er steeds minder in te zitten. Ik voelde me ellendig. Ik had zo graag van die mafkezen van SOPSWEPS willen winnen en ik had een beetje het gevoel dat ik door m’n team in de steek werd gelaten. Teamleider Bottema was zoveel fanatieker dan de BSG’ers, dat het niet leuk meer was. Sommige BSG’ers leken het haast leuk te vinden dat ze hadden verloren.

FM Henk bracht de stand nog wel in evenwicht door een rommelige partij te winnen. Het lot van de match was nu in handen van Frans Borm en Ewood. Om te winnen zou er een enorm wonder nodig zijn, zelfs een gelijkspel zat er niet in. Frans had na een matige partij een toreneindspel met een pion minder bereikt. Volgens mij had Sibbing risicoloos op winst kunnen spelen, maar Bottema kneep hem aan de zijlijn. Hij sommeerde Sibbing remise te nemen, omdat Riemersma ging winnen. Na de tijdcontrole dacht Ewood nog heel lang na, zonder een oplossing te vinden voor zijn stellingsprobleem. Zonder nog een zet te spelen gaf hij zich onvoorwaardelijk over. BSG had zodoende verloren van SOPSWEPS. Een pijnlijke nederlaag.

We bleven nog een hele tijd in het café. Bijna alle partijen werden geanalyseerd. Le lachte de nederlaag weg door te zeggen dat het slechts een tweepuntenwedstrijd was, omdat SOPSWEPS niet voor het kampioenschap ging. Dat weet ik zo net nog niet. Bovendien zie ik dit BSG niet zomaar over onze concurrenten heenwalsen. Tegen het eind van de bijeenkomst werd mijn partij nog geshowd, waar mijn tegenstander op afkwam. Riemersma vond het eveneens nodig mijn tegenstander de les te lezen door te zeggen dat de opening niet deugde voor wit. Moet hij nodig zeggen… In ieder geval ging ik door de korte analyse enigszins voldaan weg uit het café. De “Soppers” waren dolblij. De drank had het gewonnen van het verstand.

Voorlopig kunnen we geen revanche nemen: de volgende wedstrijd is pas over zes weken. Kortom: het seizoen is net begonnen en er komt al meteen een soort herfststop. Hopelijk kan BSG die goed gebruiken om tegen Philidor weer te knallen.

Uitslagen:

SOPSWEPS’29 [2141] – BSG [2259] 5½-4½
1. M Geelen [2038] – La Ootes [2356] 0-1
2. T Bottema [2170] – R Ris m [2420] 1-0
3. E Sibbing [2135] – F Borm m [2346] ½-½
4. G Pijl [1890] – L Pliester m [2355] 0-1
5. P van Onselen [1980] – H van der Poel f [2244] 0-1
6. L Riemersma m [2411] – E de Groote [2287] 1-0
7. M de Heer [2211] – Le Ootes [2121] 1-0
8. E Wüstefeld [2216] – T van der Heijden [2281] 1-0
9. F Smeele [2146] – C van der Heijden [2054] ½-½
10. J Booij [2214] – J de Groote [2128] ½-½

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *