De VVD blijft de grootste, de D66 wordt de tweede partij, er komen nog eens vier nieuwe partijen bij en de linkse partijen zijn gedecimeerd: dat zijn de conclusies na de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen woensdag. Heeft Nederland weer een ruk naar rechts gemaakt, of speelt er iets anders?
Vanwege de coronacrisis kwam de campagne nauwelijks op gang en kregen de partijen minder kans om zich echt te profileren, waardoor alles min of meer bij het oude bleef. Als ze echt zouden willen, zou het huidige kabinet weer door kunnen regeren. Toch heeft de coronacrisis weldegelijk een stempel op de verkiezingen gedrukt.
Toen vorig jaar het land op slot ging en ondernemers en zelfstandigen met flinke omzetverliezen kregen te maken, kon het kabinet weinig anders doen dan gul de portemonnee trekken om te voorkomen dat de bedrijfjes op de fles gingen, hoewel de staatskas wel flink inteerde. Eenzelfde ruk naar links is te zien in de verkiezingsprogramma’s van de grootste partijen, die ten opzichte van de vorige verkiezingen allemaal een stuk linkser zijn geworden. Zelfs de VVD wil het minimumloon verhogen, iets wat een jaar geleden nog ondenkbaar was. De PVV is zelfs op economisch gebied een linkse partij geworden volgens het kieskompas.
Hieronder heb ik het plaatje van het kieskompas proberen na te bootsen aan de hand van de 30 stellingen, die ik heb ingedeeld op tegenstellingen in de links-rechts- en progressief-conservatiefdimensie. Ik kom op het volgende plaatje uit:
Met kleuren heb ik de drie groepen partijen weergegeven: het centrumrechtse motorblok (groen), bestaande uit de VVD, D66 en CDA, nu nog aangevuld met de ChristenUnie en de verdeelde oppositie: de wolk linkse partijen (rood) en een aantal rechts-conservatieve partijen (blauw). De partijen hebben zich inderdaad over de diagonaal links-progressief en rechts-conservatief verdeeld, met de PVV en 50+ als uitbijters.
Wanneer de partijen linkser worden, is het niet heel verwonderlijk dat de kiezer juist rechtser gaat stemmen. Het zwaartepunt van de verkozen partijen ligt namelijk nog steeds nagenoeg precies in het centrum, wat impliceert dat de kiezer niet substantieel linkser of rechtser is geworden. Met zijn 35 zetels legt de VVD op rechts veruit het meeste gewicht in de schaal, maar dit wordt (meer dan) gecompenseerd door de vijf middelgrote linkse partijen.
Om dezelfde reden houden de progressieve en conservatieve partijen elkaar in evenwicht. De D66 is veruit de grootste progressieve partij, terwijl de PVV op conservatief gebied meer gewicht in de schaal legt dan bijvoorbeeld de VVD, die weliswaar groter is, maar veel minder conservatief.
Linkse partijen: fuseren of opheffen?
Na afloop van de verkiezingen likten de linkse partijen (exclusief de Partij voor de Dieren, nieuwkomers Volt en Bij1 en D66 uiteraard) hun wonden. Alleen de PvdA hoefde geen zetels in te leveren, maar die partij had er al zo weinig. Bij elkaar vertegenwoordigen de PvdA, GroenLinks en de SP slechts een zesde van de kiezers, een historisch dieptepunt. Hoe kon dat gebeuren? Hieronder een aantal factoren:
- Strategische stemmen op Kaag, waar vooral GroenLinks en de PvdA last van hadden en wat niemand aan had zien komen.
- Door de coronacrisis zijn alle partijen naar links opgeschoven, waardoor de rechtse partijen naar het midden opschoven en de linkse partijen in de ogen van veel kiezers te links werden.
- De linkse samenwerking was een mislukking. De linkse partijen leken te veel op elkaar, waardoor ze zich nauwelijks konden profileren en vooral elkaar vliegen af zaten te vangen. Met name de SP heeft kansen laten liggen door een te progressieve koers te varen.
- Concurrentie van nieuwe partijen. Door de opkomst van Volt en Bij1 zijn er nog twee linkse partijen bij gekomen.
- Geen sterke leider. In het verleden heeft de PvdA geregeld geprofiteerd van een sterke leider als stemmenkanon (denk aan Wouter Bos in 2003 en Diederik Samsom in 2012), maar de laatste jaren is het een beetje behelpen. Lodewijk Asscher heeft de uitstraling van een verliezer en Lilianne Ploumen is niet bepaald een verbetering.
Hard werken, iets naar het midden opschuiven en een sterke leider uitzoeken lijkt het devies.
Formatie
Tot slot de formatie. Het is duidelijk dat de VVD en de D66 gaan regeren, maar met welke partijen? De VVD zou het CDA er graag bij willen hebben (correlatie van 50% tussen de partijen, zie onderstaande tabel), maar wie wordt de vierde partij? Mag de D66 die partij kiezen? De D66 zou het liefst GroenLinks erbij willen hebben (correlatie van 75%), ondanks het grote verlies van de partij van Jesse Klaver. De VVD en het CDA zullen daar minder enthousiast op reageren. Wellicht is de PvdA voor hen nog een goed alternatief.
Grappig genoeg hebben de ChristenUnie en de SGP nog de meeste overeenkomsten met de drie regeringspartijen, al zal de D66 niet heel happig zijn om met hen te regeren. Ook Ja21 zullen ze niet met open armen onthalen. Volt is nog een redelijk alternatief, al heeft de nieuwe partij geen zetels in de Eerste Kamer, wat duidelijk een nadeel is. Het zal dus nog een heel gepuzzel worden, maar gelukkig zijn er, ondanks de versplintering, maar vier partijen nodig. Het motorblok is bovendien al geassembleerd.
Interessante analyse! Vind het wel opvallend dat er enerzijds strategisch gestemd werd op links en anderzijds dat er uitgerekend op links de meeste “dossierpartijen” zoals ik ze dan maar noem in de markt (gekomen) zijn. Zowel pvdd, volt, bij1, bbb en misschien deels ook 50+ verbinden zich aan een deel van de traditioneel linkse partijen. Ik interpreteer dat toch wel als gemotiveerd door het niet zien van daadkracht. D66 en GL bijvoorbeeld hebben een groot deel vd volt benadering van europa maar krijgen niet deze stemmen. Ouderen voelen zich miskent door pvda en sp, en van pvdd stemmers heb ik geen eenduidig beeld al zijn hun standpunten toch best verwant aan gl. Bij1 heeft ook belangrijke dossiers uit de linker hoek. Boeiende materie iig.