Hatsjoe, snotterdesnotter, proest! Het is inmiddels alweer een week geleden dat ik aan mijn eerste Nederlands Kampioenschap Lightning Chess meedeed en dus heeft het verslag ervan weer veel te lang op zich laten wachten. Mijn excuus is dat ik kort na het toernooi getroffen werd door een flinke verkoudheid waar ik nu nog niet van hersteld ben.
Het was alweer een enorm lange tijd dat ik Peter voor het laatst gezien had. In de goede oude tijd deden we vaak samen mee aan toernooien, of kwamen we elkaar op de clubavond of bij de schaaktrainingen van het Loensreptiel tegen. Daarna kwam zijn pilotenopleiding ertussen en vloog hij uit, zodat ik hem jarenlang niet meer gezien had. Slechts door lollig bedoelde Facebook-berichtjes kreeg ik vaag een idee wat hij op allerlei uithoeken in de wereld uitspookte.
Ditmaal was Peter voor een paar daagjes in Nederland. Hij had op de toernooikalender gezien dat er welgeteld één schaaktoernooi was waar hij aan mee kon doen en dat was dus het NK Lightning Chess. Het toernooi heeft zijn naam te danken aan het speeltempo van 2 minuten per persoon per partij; dat is toch ruim zestig keer zo snel als een normale partij. In ieder geval leek Peter het leuk om het toernooi met Ewood en mij te spelen. Hij zou ons dan naar het toernooi rijden, dat in het Willem II-stadion werd gespeeld.
Ewood kwam bij mij overnachten. Hij pakte meteen toen hij was aangekomen een schaakbord, zodat we alvast ingeschaakt waren. Nou, dat heb ik geweten. In het begin kon ik dankzij wat toevalligheidjes nog wat partijen winnen, maar daarna was mijn creativiteit op en had ik steeds meer het gevoel tegen een muur te vechten.
De volgende ochtend was het lastig om uit bed te komen. Hoewel het me een goed idee leek om wat sap in te slaan, had ik weinig zin om op de vroege ochtend naar de winkel te gaan. Gelukkig had ik nog twee flesjes ijsthee in de koelkast. Vaak haalde ik voor een KNSB-wedstrijd twee flesjes sap in huis, waarvan ik er dan met pijn en moeite één leeg wist te drinken, zodat de andere in de koelkast zijn beurt moest afwachten. Nu was zijn tijd dan toch gekomen, wat mij weer een ochtendwandeling uitspaarde.
Ewood hield ondertussen contact met Peter, die verwoede pogingen deed om op het juiste adres aan te komen. Hij was niet de eerste die door de routeplanner naar de verkeerde kant van de straat werd gestuurd. Nadat Ewood hem zo goed en kwaad als maar kon de juiste richting in had gestuurd, kwam er een grijze Opel onze kant op rijden. “Dat is echt een auto voor Peter”, merkte Ewood bij het zien van het stipje op. Hij had gelijk, want nadat het stipje tot iets driedimensionaals was uitgegroeid, bleek Peter inderdaad achter het stuur te zitten. Hij was in al die jaren geen spatader veranderd. De tijd leek bij hem te hebben stilgestaan.*
Ewood kende zijn plaats en nam plaats op de achterbank, naast de zakken drop. Ik nam dus maar plaats voorin, wat betekende dat ik gedurende de ruim een uur durende heenreis Peters voornaamste gesprekspartner was. Hij was behoorlijk openhartig en vertelde zonder schaamte over al zijn belevenissen. Voordat ik er erg in had, waren we al in Tilburg aangekomen.
In de ontvangsthal zaten ook Robert Klomp en Erika Sziva met hun boekenstand De Beste Zet. Ze hadden weer eens een heel scala aan schaakboeken uitgestald. Ze herkenden me meteen en we maakten een babbeltje. Ewood en Peter waren ondertussen al naar de speelzaal gegaan, dus ging ik maar gauw achter ze aan, zodat ik kon zien hoe ze elkaar te lijf gingen. Tot mijn opluchting werd Peter ongeveer op dezelfde manier geplukkeld als ik. Misschien stak Ewood wel in een dusdanig goede vorm dat hij het toernooi kon winnen…
Om elf uur zou het toernooi dan eindelijk beginnen. Bij het welkomstplaatje slaagde toernooiorganisator Frans Peeters erin meer verwarring dan duidelijkheid te scheppen. Het kwam erop neer dat de indelingen en standen op internet kwamen te staan en dat de deelnemers zelf via hun telefoon moesten achterhalen tegen wie ze moesten spelen. Ik vond het een beetje vreemd, want tegenwoordig mag je je telefoon in een normale partij niet eens bij je hebben. Zelf had ik mijn telefoon niet eens meegenomen, dus hoopte ik maar via het scherm te kunnen achterhalen tegen wie ik moest.
Dat lukte uiteindelijk gemakkelijk. Wel zat ik in een poule met een hoop onbekende gezichten. Peter en Ewood zaten toevallig bij elkaar in de poule. Ruim een half uur later trof ik ze weer aan. Ewood had alleen van Bosboom verloren, Peter had alleen van Ewood en Bosboom verloren. Zelf had ik ook 5 uit 7 gehaald, met onder andere een overwinning op Stefan Colijn, dus was ik ook nog tevreden.
In de tweede ronde bakten we er alle drie weinig van in een sterkere groep. Wat halfjes werden gescoord, maar dat was het wel. Het werd tijd voor de lunch, die bij het entreegeld zat inbegrepen. Het assortiment was heel Nederlands: een broodje kaas of een broodje ham. O ja, je mocht ook nog een stuk fruit pakken. Ewood pakte maar twee broodjes ham, terwijl ik twijfelend een broodje kaas pakte. We namen ook allebei nog een banaan mee. “Ik vroeg nog of er boter op zat!”, klaagde Ewood in de speelzaal toen hij ontdekte dat er een soort mayonaise op zijn brood zat. “Het verschil met boter is dat dit er niet intrekt”, zei hij, waarna hij maar van zijn broodjes begon te eten. Ik deed dus maar hetzelfde. Het broodje smaakte niet eens vies.
Na de lunchpauze ging mijn spelniveau nog verder door het vriespunt en daar hielpen zelfs grote slokken ijsthee niet meer tegen. Het was alsof ik tegen een onzichtbare muur zat te vechten. Met zwart kwam ik vaak slecht te staan en met wit kwam ik ook geen barkruk meer voorbij. Wel kwam ik om de een of andere reden steeds weer het Melkpak tegen. Hem had ik heel wat hoger verwacht op dit toernooi, maar kennelijk was hij ook niet meer zo goed als hij ooit was. Wel was hij in de tussentijd behoorlijk kaal geworden, net als eerdergenoemde Stefan Colijn en Brent Burg, die al een behoorlijke penaltystip hadden gekweekt. Voor hun had de tijd de laatste jaren duidelijk niet stilgestaan.
Na vier groepsfases was ik tot de grauwe middenmoot afgezakt, waardoor ik me slechts ternauwernood voor finalepoule D plaatste. Peter deed het beter. Door een eindsprint plaatste hij zich voor finalepoule C. Het allerbeste had Ewood het nog voor elkaar, die in de vierde voorronde iedereen de moeder speelde en in de hoogste finalepoule kwam.
Voor de finale lieten we ons oog vallen op het prijzengeld dat nog was te verdienen. Voor Ewood zou het zwaar worden om het prijzengeld binnen te halen, maar ons zou het toch zeker moeten lukken? Het vervolg wees anders uit. Halverwege de finale vroeg Peter hoe het ging, waarna bleek dat we allebei bijna alles verloren hadden. De rek was eruit. Peter eindigde in zijn poule als een-na-laatste, zelf eindigde ik als twee-na-laatste in mijn poule. Ewood eindigde als drie-na-laatste in zijn poule, maar smaakte in ieder geval nog het genoegen om mensen als Benjamin Bok en Manuel Bosboom te vegen. Hij klaagde nog wat over dat hij Hing Ting Lai had laten glippen. Voor de prijzen kwam hij in ieder geval ook niet in aanmerking, dus gingen we direct na de loterij weer terug naar het noorden.
Peter bleef nog een tijd hangen. Hij had een aantal leuke Shin Chan-souvenirs uit Japan meegenomen, die tijdens het eten werden uitgepakt. Ook maakte hij kennis met Bounder, die zich uiteindelijk toch liet zien. Om tien uur verliet hij ons weer, waarna er langzaam een eind kwam aan een intensieve dag.
De dag erna was het broeierig warm en in de nieuwe week leidde keelpijn een behoorlijke verkoudheid in. Misschien was het toch niet zo slim om ijsthee te drinken die al drie jaar over de houdbaarheidsdatum was…
* Tijddilatatie zou een verklaring kunnen zijn, al is dat effect waarschijnlijk niet groot genoeg, omdat de snelheden die vliegtuigen bereiken in de regel ver onder de lichtsnelheid liggen.