Hilversum
Mijn nieuwe onderkomen in Hilversum was helemaal ingericht. Er ontbrak alleen nog één ding aan: internet. Geen enkele aanbieder wilde of kon het leveren en zonder internet kon ik niet leven, dus bleef ik maar zolang bij mijn ouders wonen.
Het op mezelf wonen zadelde me in de eerste plaats op met een berg administratieve taken. Over de energieleverancier hoefde ik me geen zorgen te maken, maar het internet moest ik helemaal zelf regelen. Dat bleek nog niet zo makkelijk. Mijn oog viel op het allergoedkoopste internet-en-tv-abonnement (mijn ouders hadden me aangemoedigd om van het geld van m’n opa een veel te grote tv te kopen), dus nam ik contact op. Alles zou in orde zijn en ik zou een installatiepakket ontvangen. Twee weken later had ik nog niks ontvangen, dus nam ik maar voorzichtig contact op. Bleek dat het pakket niet bezorgd was, omdat er in mijn appartement volgens het systeem geen glasvezelinternet mogelijk was.
Op naar de volgende aanbieder dan maar. De KPN stuurde zelfs een mannetje naar mijn appartement om een aansluitpunt te controleren. Dat was niet het juiste aansluitpunt, dus konden ook zij het gewenste pakket leveren. Ten einde raad besloten mijn ouders navraag bij de andere bewoners te doen. Terwijl ik in Groningen alle hoeken van het schaakbord te zien kreeg, gooide mijn vader een briefje vol spelfouten met mijn naam eronder bij de andere bewoners in de bus.
Uit de enquête bleek dat de meeste andere bewoners inmiddels wel internet hadden, al maakte iedereen weer van een andere provider gebruik. Uiteindelijk kwam ik er wel uit met Excess for All. Heel soepel liep dat overigens ook niet. Halverwege december kwam een monteur langs zodat ik via een dongel (nee, dat is niet die pratende witte hond, maar een soort usb-stick) dan eindelijk internet had. Terwijl de duisternis alweer was ingevallen, fietste ik in de piesende regen terug naar mijn ouders voor het avondeten. De fietspaden op de hei waren in meren veranderd en bij terugkomst zat ik onder de modder. Na kerst werd het internet dan eindelijk echt geïnstalleerd.
Gelukkig verliep niet alles zo stroef. Zo kreeg ik begin december een vaste aanstelling bij de VU, waar ik voor twee dagen in de week zou werken. Mijn eerste betaalde baan! Ik mocht meteen aanschuiven bij het kerstdiner, dat in een of ander enorm exclusief restaurant werd gehouden. Ik kende eigenlijk niemand op de afdeling, dus probeerde ik vooral te luisteren naar wat zij te vertellen hadden, wat voor mij altijd erg moeilijk is omdat ik geen geluiden kan filteren. Zelf had ik weinig leuks te vertellen en hield ik me maar een beetje afzijdig omdat ik het meeste voedsel toch niet lustte (het voorgerecht was bijvoorbeeld een vreemd ruikende suspensie van bloemkool met kokos of zo, zelden zoiets smerigs gezien).
Halverwege het diner hield Piet Rietveld, het afdelingshoofd, een speech. Hij was ongeveer van mijn vaders leeftijd en sprak Engels met zo’n accent dat alle oude mensen lijken te hebben (“I stupt sumwhere arount…”). Wel leek hij in zijn element en schudde hij aan de lopende band grappen uit zijn mouw. Ik vond het knap dat hij zo gelukkig kon zijn, ondanks dat alle vrouwen in het gezelschap meer haar op hun hoofd hadden en waarschijnlijk langer zouden leven.
Dat laatste had me niet meer losgelaten nadat de ellende bij Stumass was begonnen. Ik voelde dat er oorlog was uitgebroken en dat ik tegenover alle dames was komen te staan, dus wilde ik me heel graag aan iets vast kunnen klampen wat wij mannen beter hadden dan vrouwen. Ik kon maar verdomd weinig vinden. Als man is het waarschijnlijk makkelijker om bekend te worden, al was dat mij niet gelukt. We waren fysiek sterker, maar desondanks leefden we gemiddeld vier jaar korter. Was onze kracht onze zwakte? Of was Moeder Natuur onze grote vijand?
Tijdens de vele stille uren in Amstelveen las ik literatuur over dit verschil in levensverwachting. Hoewel een verschil van vier jaar misschien niet heel groot lijkt, is dat het wel omdat de sterftekansen op latere leeftijden sterk oplopen. Het overlijdensrisico van mannen ligt op vrijwel alle leeftijden ongeveer 50% hoger dan dat van vrouwen. Ook als je niet-natuurlijke doodsoorzaken buiten beschouwing laat, leven vrouwen zo’n drie jaar langer, leerde ik.
Toen ik nog in Amstelveen woonde, had ik me al gerealiseerd dat de kans behoorlijk groot was dat Annemarije en Christina mij uiteindelijk allebei zouden overleven. Hoewel het misschien nog heel lang zou duren voor het zover was, stemde die gedachte me somber, want hoe zouden ze mij herinneren? Waarschijnlijk niet al te positief. Ze zouden op hun oude dag vast neerkijken op de man die hen niet waard was geweest, zo stelde ik me dat dan voor.
Door mijn vertrek was mijn vrees in feite al veel eerder dan gedacht bewaarheid geworden. De Jesper van Stumass was er immers niet meer. Misschien roddelden ze nu wel over me in Amstelveen. Misschien waren Christina en Annemarije wel een veel hechter team dan Annemarije en ik ooit waren geweest. Zelf had ik nog altijd contact met Christina, die behoorlijk naar Roland toe was getrokken. Ik vond het een lastige situatie, omdat Christina nog bijna dagelijks contact had met Annemarije. Welke informatie over mij zou ze doorspelen?
Desondanks gingen we nog wel af en toe met elkaar naar de film. Ook bleven we een keer een weekendje bij Roland slapen. Daarmee leek de afsluiting van 2012 op de afsluiting van het jaar ervoor, toen we met zijn vieren een huisje op de Veluwe hadden gehuurd, maar het gevoel erbij was heel anders. Mijn hart huilde nog. Tranen met tuiten. Niemand kon dat gevoel wegnemen, behalve, nou ja, laat ook maar…
In Hilversum waren inmiddels bijna alle huizen bezet. Slechts twee hokjes waren nog onbezet. Een daarvan was het hokje naast mij. Even was er sprake van dat Christina misschien wel in dat huis kwam wonen, wat voor mij leuk en lastig tegelijk was. Uiteindelijk ging het hele feest niet door, dus bleef ze in Amstelveen wonen.
Zelf had ik dan eindelijk een werkende internetaansluiting. Mijn moeder was er al helemaal blij mee. Traditiegetrouw had ze aan het eind van het jaar weinig energie meer en dit jaar had wel een erg zware wissel op haar getrokken. Daags voor oud en nieuw was ze mijn aanwezigheid zat en drong ze erop aan dat ik in mijn huisje zou gaan wonen. Daar zat ik dan in m’n eentje.
Die avond werd in Baarn het oliebollentoernooi gespeeld. Mijn broertje kwam bij me langs. Ik verzorgde het eten en hij reed ons ernaartoe. Ik maakte lasagnette, waarbij ik me verkeek op de lange tijd die dat gerecht in de oven moet. Met een volle pens begon ik aan het schaaktoernooi. Ik kon bijna geen pap meer zeggen, dus deed ik me amper tegoed aan de smakelijke oliebollen. Wel wist ik het toernooitje te winnen, zodat ik als eerste een prijsje mocht uitzoeken. Het was voor mij het hoogtepunt van de maand.
Met oud en nieuw had ik wat vrienden en familie over de vloer. Van de gebruikelijke gezelligheid was voor mijn gevoel geen sprake. Mijn moeder en tante waren nogal dominant aanwezig en bepaalden wat er allemaal gebeurde, waardoor ik totaal niet aan mijn trekken kwam. Ik had me nog nooit in het bijzijn van zo veel mensen zo intens ongelukkig gevoeld. Ik realiseerde me voor het eerst in mijn leven dat ik maar weinig met mijn familie ophad en dat ik die klik wel met Annemarije had gehad. Maar Annemarije kwam niet meer terug, wat ik ook probeerde. Ik moest nu in m’n eentje in Hilversum zien te overleven, hoewel ik mentaal een wrak was geworden. Ik kon het nog altijd niet goed bevatten hoezeer mijn leven tussen 31 december 2011 en 1 januari 2013 op zijn kop was gezet.