Afgelopen maand begon het raceseizoen weer. De Formule 1 trapte anderhalve week geleden af in Australië, terwijl de IndyCars twee weken daarvoor al waren begonnen. De races verschilden als dag en nacht van elkaar.
Na afloop van de eerste IndyCar-race in St. Petersburg, dat overigens in Florida en niet in Rusland bleek te liggen, waren de fans dolblij. Wat een race! Volgens de software die de posities van de coureurs bijhield waren er in de race wel 366 positiewisselingen te bewonderen. Hoewel lang al deze positiewisselingen ook daadwerkelijk als inhaalacties bestempeld konden worden (coureurs die door pech of botsingen terugvielen werden ook in de statistieken meegenomen), was het duidelijk een bijzonder levendige race. Dit in schril contrast tot de Formule 1-race, waarin vrijwel niks gebeurde.
Het succes van de IndyCar-race werd voor een belangrijk deel toegeschreven aan de reglementswijzigingen, die als doel hadden het inhalen makkelijker te maken. Dat gebeurde door de neerwaartse kracht vooral door de bodem van de wagen op te wekken in plaats van door de vleugels. Het gevolg was dat de bolides redelijk dicht op elkaar konden rijden, wat tot meer inhaalmanoeuvres leidde.
Hoe anders is de weg die de Formule 1 is ingeslagen. Vorig jaar begon het tijdperk van de nieuwe, bredere bolides, met bredere banden. Door de toegenomen breedte konden de bolides meer neerwaartse kracht opwekken en werden er ronderecords verpulverd. So far so good. Het probleem was alleen dat de bolides door de toegenomen turbulentie veel meer moeite hadden om in de race dicht achter elkaar te rijden, iets waar Hamilton voor het begin van het seizoen al voor had gewaarschuwd. Inderdaad daalde het aantal inhaalacties vorig jaar danig. In Australië werd duidelijk dat het er dit jaar niet beter op is geworden.
Inhalen is al jaren een obsessie in de Formule 1. Al vanaf de jaren 80 is het aantal geslaagde inhaalacties steeds schaarser geworden en eind jaren 90 werd het dieptepunt bereikt. Dat was ook het moment dat de Formule 1 zijn focus langzaam maar zeker naar Azië verlegde. De circuits die aan de kalender werden toegevoegd, waren ontworpen om inhalen makkelijker te maken. Later verschoof de aandacht meer naar de bolides zelf. De invoering van KERS, DRS, het bijtankverbod en de snel slijtende Pirelli-banden hadden allemaal als doel het aantal inhaalacties te vergroten.
Aanvankelijk lukte dat heel goed, maar geleidelijk aan raakte het effect uitgewerkt. De reglementswijzigingen van vorig jaar hebben de neergaande trend alleen maar versterkt. De races zijn de afgelopen jaren steeds statischer geworden en voor inhaalacties is de Formule 1 steeds meer op het effectieve, doch uiterst artificiële DRS aangewezen.
De IndyCars hebben helemaal geen DRS en toch was er aan actie geen gebrek in de openingsrace, die nota bene op een stratencircuit werd verreden. De rondetabel geeft het turbulente karakter van de race goed weer:
Wat in de rondetabel vooral opvalt, is het grote aantal pitstops. Dat heeft er vooral mee te maken dat er in de IndyCar-races tijdens pitstops gewoon mag worden bijgetankt. Dat maakt het grote aantal inhaalacties des te bijzonderder, omdat in de Formule 1 de introductie van tankstops in de jaren 90 waarschijnlijk een negatieve invloed had op het aantal inhaalacties, omdat veel positiewisselingen via de pitstops tot stand kwamen. Wat maakt IndyCar-races zo anders dan Formule 1-races?
Het lijkt erop dat het Amerikaanse format juist interessante races produceert. De verschillen tussen beide raceseries zijn enorm. Het meest in het oog springende verschil zijn misschien wel de vele neutralisaties, iets wat al heel lang onlosmakelijk met de IndyCars verbonden is. In de Formule 1 waren neutralisaties tot ongeveer een decennium geleden vrij zeldzaam. Inmiddels zijn ze ook in de Formule 1 gewoon geworden. Het verschil is alleen dat de neutralisaties in de Formule 1 weinig spektakel opleveren. Doorgaans grijpt iedereen (die dat nog gedaan had) de safetycarfase aan om banden te wisselen, zodat iedereen op dezelfde strategie zit.
In de IndyCars is dat lang niet altijd het geval. Hoewel de bolides in de race een aantal keer moeten worden bijgetankt, komt niet elke neutralisatie gelegen voor een tankstop. De neutralisaties betekenen eveneens dat het totale brandstofverbruik voor de race onzeker is, wat verschillende strategieën in de hand werkt. In Florida waren er inderdaad coureurs die het wat rustiger aan deden om een tankbeurt uit te sparen, terwijl anderen wel de hele tijd voluit reden.
Een eveneens belangrijke factor waren de banden, die in een behoorlijk tempo sleten. Het betekende dat coureurs moeilijker via de pitstops plekken konden winnen en dat ze soms hun strategie moesten omgooien omdat hun banden korter dan verwacht meegingen. Daarnaast vulden de twee verschillende bandencompounds elkaar goed aan. De zachte band (herkenbaar aan de rode wangen) warmde sneller op, wat voordelig was bij de herstart, terwijl de harde band wat langer meeging. Omdat de neutralisaties zich doorgaans onverwacht aandienden, wisten de coureurs niet of ze wel op de goede band stonden.
Verder is het push-to-pass-systeem interessanter dan DRS in de Formule 1. Iedere coureur mag het systeem tijdens de race twee en een halve minuut gebruiken. Hoewel het systeem lang niet altijd gebruikt werd om in te halen, maakte het de slotfase wel interessanter. Zo had racewinnaar Bourdais in de slotfase veel meer seconden push to pass over dan Wickens en Rossi die voor hem reden. Doordat de twee jongelingen elkaar in de een-na-laatste ronde van de baan reden, maakte dat niet meer uit.
Tot slot zijn IndyCars sterker dan Formule 1-bolides. Uiteindelijk presteerden drie coureurs het om hun bolide onherstelbaar te beschadigen tegen een muur. Coureurs die bij een ongeluk hun motor hadden laten afslaan, werden in een mum van tijd weer op weg geholpen, zodat ze meteen weer het veld voor zich uit konden jagen. Dat heeft ongetwijfeld meegeholpen aan het grote aantal inhaalacties in de race.
Maar het beste was wel dat iemand die vanuit de achterhoede startte de race won. En dat de eerste 6 coureurs een Honda achterin hadden liggen. Dat zul je in de Formule 1 niet zo gauw zien. Als het gaat om een goede show opvoeren, heeft de Formule 1 een slechte staat van dienst. Gelukkig laten de Amerikanen zien hoe het ook kan.
Ze kunnen zo de notulen van de werkgroep uit 2007 over dit onderwerp uit de kast trekken….
Dan moeten ze gewoon weer teruggaan naar de auto’s van twee jaar geleden. Ik leerde laatst nog iets bij in een discussie hierover. Het lijkt erop dat het verlagen van de neuzen in 2014 en 2015 het inhalen moeilijker heeft gemaakt omdat er minder lucht onder de wagen door de diffuser getrokken wordt. Om dit te compenseren zijn de teams steeds ingewikkeldere voorvleugels gaan maken om de lucht alsnog onder de auto te leiden, maar daardoor zijn de voorvleugels veel gevoeliger geworden voor de turbulente lucht die de voorliggende auto produceert. Waren die geknakte neuzen toch nog ergens goed voor…