De afgelopen week heb ik weinig van me laten horen, maar dat kwam niet omdat er niets noemenswaardigs is gebeurd in mijn leven. Net toen de beste nummers van Supertramp weer op YouTube stonden, viel mijn internet uit, waardoor de verslaggeving op zich heeft laten wachten. Terwijl ik een mijlpaal bereikte, ging het leven van mijn ouders volledig op de schop.
Om met dat laatste te beginnen: mijn ouders zijn vorige week verhuisd. Zo’n twee jaar geleden werd dat proces al voorzichtig in gang gezet toen ze hun oog lieten vallen op een stuk grond aan de rand van het dorp, waar ze hun eigen huisje wilden ontwerpen. Het betekende dat ze afstand moesten doen van hun prachtige huis aan de Kamerlingh Onnesweg, waar ze 26 jaar in hadden gewoond, een enorm lange tijd. Zelf was ik nog geen zes toen we er kwamen wonen en ik heb ook maar weinig herinneringen van voor die tijd. Ik ga het knusse huisje met zijn prachtige tuin nog heel erg missen.
Een schrale troost is misschien dat mijn ouders het huis in een heel wat betere staat achterlaten dan waarin ze het aantroffen. Destijds kostte het ze acht maanden om alle zooi op te ruimen en er iets moois van te maken, waardoor we al die tijd op de flat van m’n tante verbleven (en m’n tante noodgedwongen bij m’n grootouders introk). Niet heel anders gaat het nu, omdat de nieuwe woning van mijn ouders nog steeds niet klaar is. Het betekent dat ze bijna iedere dag van een zomerhuisje in Muiderberg naar mijn appartementje heen en weer pendelen.
Om mijn pa zijn eigen werkplekje te geven, ging de indeling van mijn huis flink op de schop. Na bijna een jaar mijn bureau in de woonkamer te hebben gehad, staat het nu weer in de slaapkamer, waar Loulou zijn bouwkundige tekeningen nu maakt. Dan is het ook prettig om internet te hebben, maar dat zat er even niet in omdat de computer van mijn pa dusdanig oud is dat ‘ie geen wifi-netwerk kan detecteren. Loulou had ook geen zin om allerlei kabels en snoeren door het huis te trekken, maar gelukkig was een dommel een redelijk goedkoop alternatief.
Zeg ik het weer fout… Een dongel dus, zo’n woord waar mijn tekstverwerker automatisch een rode streep onder zet. Loulou had de usb-stick met antenne zelf bij een computerwinkel gehaald, zodat hij mijn internet kon aftappen. “Dankzij mijn zoon heb ik internet”, vertelde hij trots aan mijn moeder. Natuurlijk viel een dag later ineens het internet uit. Het eerste lampje op de modem bleef maar knipperen en toen het probleem halverwege de middag nog niet verholpen was, heb ik Excess for all maar gebeld, maar zij konden er ook niks aan doen. Vandaag zou iemand langskomen om het te verhelpen. Ondanks dat niemand langs is geweest, heb ik nu toch weer internet. Kennelijk lossen sommige problemen zichzelf op, of heeft iemand stiekem een gebroken kabel vervangen, maar iets betere communicatie van de kant van de internetaanbieder zou geen kwaad kunnen, lijkt me.
Dan ontkom ik er niet aan om nog wat over mezelf te vertellen. Eerst het kleine nieuws: mijn wiskundeboekje is begin deze maand eindelijk uitgekomen. Nu kan ik weer een paar maanden boodschappen doen… De echte doorbraak is mijn nieuwe baan. Sinds begin vorige week ben ik namelijk ambtenaar op het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Een stoer baantje! Mijn collega’s, die al wat langer in het vak zitten, hoor ik luchtigjes vertellen over de bewindspersonen die ze over een specifiek onderwerp moeten adviseren. Het betekent dat de Koolmezen van deze wereld hun oren echt bij ons te luister leggen. Je zit dicht bij het centrum van de macht en dat is meteen ook het nadeel, want Den Haag ligt voor mij niet om de hoek, dus sta of hang ik twee dagen per week een uur en een kwartier in de trein. Heen en terug.
Ik had mijn baan te danken aan een zogenaamde Meet ’n Greet waar ik vorig jaar een keer m’n gezicht op liet zien. Om de een of andere reden leverden de gesprekken met potentieel interessante werkgevers minder dan niets op, maar was een praatje met een dame van een soort bemiddelingsbureau onverwacht succesvol. Afgelopen zomer werd ik ineens aan deze baan gekoppeld. Mijn nieuwe werkgever leek zelfs blij te zijn met mijn komst; zoveel enthousiasme had ik bij eerdere sollicitatiepogingen nog nooit gezien. Het duurde daarna tot de dagen dermate kort waren geworden dat ik zowel ’s ochtends als ’s avonds in het donker op pad was voor ik eindelijk mocht beginnen.
Mijn taak is om CBS-gegevens te analyseren om zodoende het beleid van de overheid te evalueren. De eerste dagen was ik vooral bezig met allerlei administratieve handelingen. Ik werd doodgegooid met wachtwoorden en allerlei ingewikkelde procedures. Om te waarborgen dat de CBS-gegevens niet in verkeerde handen vallen, is het inloggen enorm gecompliceerd. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het mij zelfs met de juiste codes niet lukte. Iets met een 0 voor een o aanzien, wat bij sommige lettertypes verdomd snel gebeurt, maar waarmee de indrukwekkende veiligheid van het systeem meteen was aangetoond. Tevens kreeg ik een toegangspas, een telefoon en een eigen ov-kaart.
Daar moet natuurlijk wel een flinke tegenprestatie tegenover staan. Vandaag deed ik eindelijk iets nuttigs, maar vanwege een slechte verbinding schoot ik niet echt op, wat me nogal frustreerde. Wel leerde ik met SPSS te werken, waardoor ik met een enigszins voldaan gevoel de trein instapte, waar ik tot aan Gouda moest blijven staan. Bij thuiskomst stond mijn moeder bami voor me te koken. De veranderingen in mijn leven hebben zo hun voor- en nadelen.
Amaai