Afkoeling
Na twee maanden bewolking en regen was het eindelijk prachtig weer. De zon scheen uitbundig, maar toch klaarde m’n humeur er niet van op. Zo graag had ik met Annemarije van het mooie weer geprofiteerd, zoals in de goede oude tijd, maar dat zat er dus even niet in.
Het was alweer de derde week na Dramatische Dinsdag of hoe ik die rotdag ook moest noemen. Deze week zou Annemarije gaan verhuizen. Anderhalf jaar had ze in het kleine kamertje naast me gewoond en nu zou ze de grote kamer in het huis naast me krijgen. Hoewel ze misschien maar tien meter verderop kwam te wonen, deed die verhuizing me ontzettend veel pijn. We hoorden definitief niet bij elkaar en zelfs als alles weer goed zou komen, dan had deze episode op zijn minst een flink litteken geslagen.
Het beviel me ook niet dat Annemarije in het huis van Christina en Pepijn zou komen te wonen. Als Pepijn haar op dezelfde manier zou zien als ik, dan zou hij binnen de kortste keren verliefd worden en misschien zou zij dan wel… Ik moest er maar niet te veel aan denken. Haar relatie met Christina kon ik niet zo peilen. Vaak leken ze gelukkig met elkaar te zijn, al wekte Annemarije d’r indirecte manier van communiceren wel de nodige misverstanden op. Maar misschien was ze bij Christina wel gelukkiger dan bij mij. Ook die gedachte was niet bepaald goed voor m’n zelfbeeld.
Christina zelf kwam nog een dagje langs. We liepen in de brandende zon een stuk over de hei, waar we over de problematiek van relaties spraken. Christina had daar veel meer ervaring mee. Daar zaten natuurlijk leuke en mindere leuke ervaringen tussen, maar om te zeggen dat ze er een paar hoofdstukken verder mee was dan ik, was wel een understatement te noemen. Ze zal zich bij Stumass dan ook wel als een klein kind in een snoepwinkel hebben gewaand. En ik was het kleine kind dat bijna in zijn eerste zuurtje was gestikt en ook nog drie kiezen moest laten trekken.
Nee, het leven hoefde niet meer zo voor me. Mijn dromen waren in het geheel niet uitgekomen en mijn toekomst was weg. Hoewel ik nooit heb overwogen om zelfmoord te plegen, vond ik het niet erg meer als me nu iets ergs zou overkomen, want het leven was een lijdensweg geworden. Dat bleek wel toen Rolex de dag erna op bezoek kwam vanwege onze reis naar Londen. Ik was nooit aan de andere kant van de Noordzee geweest, dus leek dat avontuur me wel wat. Aanvankelijk had ik me zorgen gemaakt over het vervoer. Het vliegtuig was de snelste en gemakkelijkste optie, maar onder andere vanwege het programma Air Crash Investigation stond ik nooit zo te trappelen om in zo’n kist te stappen. Nu maakte het me niet meer uit. Gelaten hoorde ik de ideeën en suggesties aan.
Die dag kreeg ik ook de instructies waar ik me de komende weken bij Stumass heel nadrukkelijk aan diende te houden. Ze gingen natuurlijk over de omgang tussen mij en Annemarije. De bedoeling was dat ik weinig tot geen contact meer met haar mocht hebben, in ieder geval niet veel meer dan een groet en eventueel een oppervlakkig praatje. Op die manier kon volgens de begeleiding onze oververhitte verstandshouding afkoelen, hoewel ik het als een extra straf ervoer.
Mijn verstandshouding met de begeleiding was de afgelopen maanden natuurlijk behoorlijk verslechterd. In de goede tijden leken we een grote familie, maar in tijden van crisis ontving ik weinig steun van ze. Natuurlijk wisten ze dat het een rottijd was voor me, maar toch hadden ze me nooit echt getroost, dus hield ik mijn emoties maar voor me. Ik had juist het gevoel dat ze me systematisch tegenwerkten door maatregelen te nemen waarmee ze mij de meeste pijn konden doen. De enige troost die ik had was dat het misschien maar tijdelijk was als ik netjes meewerkte.
Juist omdat ik mentaal volledig in de kreukels lag, wilde ik veel leuke (en het liefst ook bijzondere) dingen gaan doen. Een van die leuke en bijzondere dingen was het jaarlijkse Pinkstertoernooi van de club. Het zou mijn derde jaar als verslaggever worden en de eerste twee jaar had ik heel leuk gevonden. Ik hoopte dat ik door het schrijven van de verslagen weer iets van m’n levensvreugde hervond, maar dat ging lastig. Ik miste Annemarije nog steeds. Mijn emoties namen een groot gedeelte van mijn hersencapaciteit in beslag, waardoor het me de grootste moeite kostte om iets op papier te zetten. Maar het lukte wel! Uiteindelijk kwamen de verslagen zelfs op schaaksite te staan, zodat ze door een breder publiek gelezen konden worden.
Na het pinksterweekend mocht ik eindelijk weer naar Amstelveen, waar ik als een “verloren zoon” werd teruggehaald. Tot mijn opluchting, maar ook tot mijn verbazing, hadden mijn medebewoners mijn lange afwezigheid amper opgemerkt. Waarschijnlijk wisten ze niet eens dat Annemarije en ik veel met elkaar omgingen, al waren ze inmiddels, om de vernedering compleet te maken, wel op de hoogte gebracht van wat er tussen ons was gebeurd en wat de gevolgen daarvan waren.
Natuurlijk trof ik naast mijn kamer een lege kamer aan. De lege kamer illustreerde de leegte van mijn bestaan en dat kwam hard aan. De realiteit moest kennelijk nog even inzinken, zoals dat wel vaker gaat als zich een persoonlijk drama voltrekt. Mensen moeten dingen eerst met eigen ogen zien voordat ze het kunnen accepteren. Wel lagen er in het rommelhok (waar alleen de cv-ketel stond) nog spullen van Annemarije, waardoor ze voor m’n gevoel nog niet helemaal vertrokken was.
Doordat ik voorlopig niet meer met Annemarije mocht optrekken, trok ik maar met Christina op. We maakten dan ’s avonds lekker een rondje door het Amsterdamse Bos. Misschien was ze wel blij dat het niks was geworden tussen mij en Annemarije. Daar verdacht ik haar soms van, hoewel ze de suggestie altijd met klem ontkende. Zou ze mij, nu ik op mijn zwakst was, om d’r vinger proberen te winden? Dat was vergeefse moeite, want ik was mentaal in ieder geval nog lang niet klaar voor een mogelijke nieuwe vriendin.
Als tussenpersoon speelde Christina wat dingen door die haar nieuwe huisgenootje tegen haar gezegd had. “Ze wil je echt niet meer!”, riep Christina nogal triomfantelijk. Wat ik van haar verhaal begreep was dat er weinig aan me deugde en dat Annemarije heel veel dingen niet leuk aan me vond. Ik hoorde de geschetste voorbeelden gelaten aan. De meeste situaties kon ik me nog goed herinneren, maar Annemarije had me nooit het idee gegeven dat ik haar met mijn gedrag irriteerde. Ik vond het ook niet erg geslaagd dat ik dit nu als mosterd na de maaltijd via via te horen kreeg. Toch hoorde ik de verwijten aan met gemengde gevoelens, omdat ik hier iemand dacht te horen die een verbroken relatie moest verwerken. Zou ze dan toch meer voor me gevoeld hebben dan ze los wilde laten?
Ik vond het ook ironisch dat zij precies deed wat ik had gezegd te gaan doen als onze relatie verbroken zou worden. Omgekeerd had ik de afgelopen weken ontzettend veel pijn gevoeld en al onze mooie momenten keer op keer in mijn hoofd afgespeeld. Iedere keer als ik in de trein ergens een whatsappgeluidje hoorde, kwamen die herinneringen terug, wat me altijd enorm verdrietig maakte. Elke keer weer.
Op woensdag had ik gelukkig weer wat afleiding. Vanwege de oratie van Jos, die tot hoogleraar werd benoemd, had ik een goed excuus om wat later voor het avondeten aan te schuiven. Ik hoopte mijn leven met allerlei interessante gebeurtenissen te kunnen vullen, in de hoop Annemarije daar jaloers mee te maken. Ondertussen telde ik stiekem de dagen af totdat mijn straf erop zat.
Die week daarna had ik opmerkelijk genoeg nog best goed contact met Annemarije. We zaten samen in het kantoor van de begeleiding. Vanwege de administratieve rompslomp moesten we namelijk allebei een overzicht van onze zorgkosten overhandigen. Op het eind moesten de formulieren alleen nog gekopieerd worden. Annemarije ging zonder morren naar de Albert Heijn om een paar kopietjes te maken. Ze vroeg zelfs niet om een dubbeltje.
’s Avonds gingen we, onafhankelijk van elkaar een stukje fietsen. Zelf vond ik het wel prettig om even alleen te zijn na alle ellende van de laatste tijd. Zo had ik het Amsterdamse Bos steeds weer een beetje verder verkend. Bij terugkomst zag ik dat Annemarije d’r ligfiets niet meer in de schuur stond. Zou ze ‘m in de schuur van haar nieuwe huis hebben gezet? Dat was niet het geval, want even later was ook zij terug, waarna de dienstdoende begeleidster treffend opmerkte: “Twee zielen, één gedachte”. We aten (of dronken) samen een ijsje (eigenlijk een vrieslolly), alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Dat was het niet, want na afloop scheidden onze wegen weer. Ik moest namelijk nog ruim twee weken langer afkoelen.