Leon
Op dinsdagmiddag 23 oktober verscheen het bericht op de website van de schaakbond. Wat er al een tijdje aan zat te komen, was nu ook echt gebeurd: Leon was er niet meer.
In de zomer van 2004 hoorde ik de naam Leon Pliester voor het eerst. Tijdens het Open Nederlands Jeugdkampioenschap in Hengelo liet Peter, die bij ons logeerde in het vakantiehuisje, die naam voor het eerst vallen. Hij had veel ontzag voor de schaakmeester, die bekendstond om de vele anagrammen van namen van medeschakers die hij gemaakt had.
In het najaar had ik dan mijn eerste kennismaking met onze nieuwe sterspeler. Het was een oude, ongezond uitziende man, met weinig haar en een rare moedervlek bij zijn slaap. Hij zou vanaf dit seizoen zowel in de interne als externe competitie voor onze club meespelen. Ook zou hij ons, het aanstormende talent van de club, komen trainen.
Aanvankelijk werden de trainingen bij Tom, een van de vele veteranen bij de club, gegeven. Later werden de trainingen bij ons thuis gegeven. Waar we aanvankelijk met z’n drieën waren (Peter, Ewoud en mijzelf), werd het klasje al gauw aangevuld. Op het hoogtepunt van de trainingen waren er niet minder dan zeven spelers present.
Hoewel ik in de trainingen al gauw doorkreeg dat Leon en ik elkaar niet zo goed lagen, ging mijn schaakniveau er wel op vooruit. Zoals ik in het jubileumboek 100 jaar denkwerk schreef:
Zeker in het eerste jaar was ik onder de indruk van het denken van zo’n sterke speler. Het was een heel verschil met hoe ik het spelletje benaderde. Ik was iemand die schaken meer zag als ganzenbord of monopoly. De ene keer won je, de andere keer verloor je. Door Leon ben ik het spel wetenschappelijker gaan benaderen.
Ook met de club zelf ging het in die tijd voor de wind. Na twee opeenvolgende promoties speelden we ineens in de meesterklasse. Ik had nooit verwacht op het hoogste niveau in de Nederlandse schaakcompetitie te spelen. Het was een niveautje te hoog en na een jaar bijna alleen maar te hebben verloren, werden de trainingen van Leon in 2009 ook maar afgeschaft.
Wel speelden we nog voor hetzelfde team, zodat we elkaar in competitieverband bleven zien. Leon was altijd bloedfanatiek en kon gefaal en gepruts van anderen niet uitstaan. Dat leidde soms tot vreemde confrontaties, niet alleen met mij, maar ook met andere spelers:
“Als je niet naar dameruil hebt gekeken, dan is er iets helemaal mis met je!”
BSG-VAS, 2007Leon Pliester had een andere remiseweg gezien en terwijl ik na enig nadenken een andere zet speelde, beende hij met grote passen weg. Boos wendde hij zich tot mijn ouders.
BSG-Voerendaal, 2009Ondertussen zat Leon Pliester te koken van woede. Hij was letterlijk flauwgevallen toen hij vernam dat [Lennart] remise had gespeeld.
De Eenhoorn-BSG, 2010Ondertussen was ik Leon Pliester tegen het lijf gelopen. Verwijtend klonk het: “Remise? Je stond beter!”
De Eenhoorn-BSG, 2011
Uiteindelijk promoveerden we in 2011, onder andere door een superseizoen van Leon, opnieuw naar de meesterklasse, waar we weer alle wedstrijden verloren. Door een eindsprint wisten we ons dat jaar miraculeus te redden. Het omslagpunt was de wedstrijd tegen de Stukkenjagers.
Wie wel een held werd, was Leon Pliester. Ziek, zwak en misselijk was hij, maar tegen Anne Haast (inmiddels meervoudig Nederlands Kampioene) speelde hij eigenlijk een briljante partij.
Herman Grooten, die voor de Stukkenjagers uitkwam en in zijn jonge jaren veel met Leon had opgetrokken, schreef er later het volgende over:
In Bussum schrok ik een beetje van de hernieuwde kennismaking. De traditionele snor was verdwenen en ik zag direct aan zijn verschijning dat hij met fysieke problemen kampte, hetgeen hij in een kort gesprekje dat we voerden, ook bevestigde. Het weerhield hem er niet van om een fantastische partij tegen een van de talenten in ons team, Anne Haast, te winnen.
Leons reactie was briljant:
(…)
Tevens blijkt uit je stukje eens te meer dat je weinig waarde hecht aan nieuwtjes, want dat ik geen snor meer heb is al 13 jaar oud nieuws. Verder zie ik er inderdaad niet zo gezond meer uit, en dat komt door de PSC: primaire scleroserende cholangitis, een leverkwaal die niets met alcohol te maken heeft (vandaar: primair- dat betekent: we snappen het ook niet.). Eén partij kan ik nog uitstekend spelen, en wellicht ook nog een weekendtoernooi, maar als het langer wordt, vrees ik dat het te vermoeiend zal zijn. Tenzij ik een levertransplantatie krijg -ik sta op de wachtlijst maar acuut is dit nog niet.
(…)
Het was typisch Leon, die, ondanks de penibele staat waarin hij verkeerde, zich weinig zorgen om zijn broze gezondheid leek te maken. Als ik van Ewoud, die vaak met hem meereed om in de Duitse competitie te schaken, hoorde wat hem allemaal mankeerde en wat voor ingrepen hij nodig had om enigszins te functioneren, dan schrok ik wel.
Leons verminderde gezondheid leek ook ten koste te gaan van zijn prestaties op het schaakbord. Op het traditionele Pinkstertoernooi verloor hij een paar keer van relatief zwakke tegenstanders. Mijn pa had vervolgens de vermetelheid te vragen of hij tevreden was over zijn toernooi, wat met een krachtig “Nee!” werd beantwoord. In de Play-offs voor het clubkampioenschap verspeelde Leon de titel aan de veel oudere (en zwakkere) Theo Slisser.
Het was een teken aan de wand. Bij de eerste wedstrijd van het seizoen, ironisch genoeg opnieuw tegen de Stukkenjagers, bleek hoe slecht Leon eraan toe was. Terwijl we met z’n allen bij de bar in de benedenzaal stonden, kwam hij binnenstrompelen. Zijn gezicht was helemaal geel en na iedere stap hapte hij naar adem. Ik schrok me kapot. Uiteindelijk bood de teamleider hem maar wat te drinken aan. In de wedstrijd zelf plaatste hij al na tien zetten een remiseaanbod, wat zowaar werd aanvaard. Uiteindelijk bleef hij nog de hele wedstrijd rondhangen, waarna hij zich nog met mijn partij bemoeide.
Hoe slecht het met Leons gezondheid gesteld was, bleek wel toen hij enkele dagen later het bewustzijn verloor en met spoed in het ziekenhuis werd opgenomen. Toen hij weer een beetje aan de beterende hand was, wilde hij dolgraag weer meespelen in de volgende competitiewedstrijd. Het werd nog in het midden gelaten of hij of Frans Borm zou spelen. Ewoud vond dat een slecht idee. Hij verwoordde wat iedereen dacht, maar niet durfde te zeggen:
Beste BSG’ers,
Ik was bij de wedstrijd tegen de Stukkenjagers nogal geschrokken van de toestand van Leon. Ik neem aan dat jullie dat ook waren. Het was ook wel vrij duidelijk dat hij eigenlijk veel te ziek en zwak was om te spelen. Dat hij nog geen week later in het ziekenhuis opgenomen werd en ik coma lag, heeft me eigenlijk niet zoveel verbaasd. Nu lees ik in de mail hieronder dat hij, na alles wat er is gebeurd de afgelopen weken, gewoon wil spelen en als dat mag van de dokter, ook gewoon gaat gebeuren. Ik snap hier werkelijk niets van. Ik snap niet dat er niemand is die hem in bescherming neemt en zegt dat hij niet moet gaan schaken. Het lijkt mij vrij duidelijk dat het absoluut niet verantwoord is om Leon zaterdag te laten spelen, maar weet niet hoe jullie hierover denken. Graag jullie mening hierover.
Uiteindelijk kreeg hij van het hele team bijval en speelde Frans Borm in plaats van hem tegen Rotterdam.
Nu de nood aan de man was, kon Leon ineens wel een levertransplantatie krijgen. Volgens mijn moeder zou hij dan zeker de rest van het seizoen uit de roulatie zijn. Dat zou mij een rotzorg zijn. Het enige belangrijke was dat hij weer volledig zou herstellen.
Aanvankelijk zag het er allemaal goed uit, maar toen kreeg hij problemen met zijn nieren, waardoor zijn lever niet getransplanteerd kon worden. Hij was ten dode opgeschreven. Op dinsdag 23 oktober 2012 was het dan zover. De website van de schaakbond berichtte die middag het volgende:
Leon Pliester (58) overleden
In Rotterdam is vanochtend (23 oktober) Leon Pliester overleden. Dat is gemeld door vrienden van hem. Pliester leed aan een leverziekte die complicaties aan de nieren had veroorzaakt. De Amsterdammer was internationaal meester en afgestudeerd psycholoog. Hij is 58 jaar geworden.
(…)
Die avond bracht ik m’n ouders er maar van op de hoogte. Mijn moeder had het allemaal niet zo aan zien komen. Echt heel veel deed het haar niet, want ze had nooit veel met de uiterst moeizaam communicerende schaakmeester gehad. Mijn vader was meer onder de indruk: “Toch wel schrikken, iemand van je eigen bouwjaar…”
Een week later was de crematie. De regen pieste de hele middag tegen de ramen van het crematorium aan. Het was hartverwarmend om te zien dat schakers uit het hele land naar Amsterdam waren gekomen om Leon een laatste eer te bewijzen.
Leons vriendin, met wie hij enkele dagen voor zijn dood was getrouwd, zat in zak en as en liet haar tranen de vrije loop. Ik kon me niet voorstellen dat iemand zo verknocht aan een man als Leon kon zijn, maar kennelijk kon dat toch. Vrouwen zijn rare wezens.
Namens onze club hield Theo Slisser nog een toespraak, waarin hij mijn ganzenbordvergelijking nog aanhaalde, wat ik wel kon waarderen. Ik leerde tijdens de uitvaart nog een aantal andere dingen over Leon, dingen waar hij bij leven nooit aan de grote klok had gehangen.
In ieder geval was met zijn overlijden een tijdperk afgesloten. Een tijdperk waarin we als club veel hoogtepunten hadden beleefd. Een tijdperk waar ik toch wel met plezier op terugkeek, ondanks dat Leon niet makkelijk in de omgang was. Ik zou hem gaan missen. En niet alleen ik. In de weken die volgden, regende het nagedachtenissen.
De volgende wedstrijd, tegen HMC, begon met een minuut stilte ter nagedachtenis van Leon. In de wedstrijd nam ik sportieve revanche op Geert van der Stricht, die Leon het seizoen ervoor had verslagen. Ik hoop dat Leon de partij op zijn wolk ontroerd en met een warm gevoel in zijn hart heeft gadegeslagen. Zijn werk zat erop. BSG zou het ook zonder hem wel redden.
En toch had ik er geen vrede mee dat hij er niet meer was. In een land waar het gros van de mensen fluitend de 80 passeert, hoort iemand niet op zijn 58e te overlijden. Bij mij bleef heel erg het gevoel hangen dat Leons dood voorkomen had kunnen worden als er eerder was ingegrepen. Dit had niet hoeven gebeuren, zoals eigenlijk alle ellende die me in 2012 was overkomen niet had hoeven gebeuren.