Smeltpunt
Het was maandag. De nieuwe week was met mooi weer begonnen, dus ging ik met Annemarije naar het Amsterdamse Bos. Ze had voor deze gelegenheid haar ligfiets helemaal uit Friesland over laten komen en het leek haar wel een leuk idee als ik er een stukje op zou gaan rijden.
Mij leek het ook wel wat. Hoewel ik nog nooit op een ligfiets had gefietst, wist ik door de Wetenschapsquiz van een aantal maanden daarvoor dat het balanceren moeilijker was dan bij een gewone fiets. Nou, dat heb ik geweten! Ik kon nog geen meter rechtuit rijden of ik moest alweer met m’n voet naar de grond. Keer op keer verloor ik mijn evenwicht en uiteindelijk nam Annemarije het maar weer van me over. Zonder enige moeite hield ze het lage rijwiel in evenwicht, waardoor ik me nogal dom begon te voelen. Ik was me er natuurlijk al langer van bewust dat ik mijn evenwichtsgevoel van m’n oma had geërfd, maar dat het zo erg was dat ik niet eens op een ligfiets kon rijden, vond ik wel heel erg.
En dat was niet het enige. Niet alleen had Annemarije een geweldig evenwichtsgevoel, ook had ze een scherp oog voor alles wat er in het bos gebeurde. Enthousiast riep ze dan naar mij dat er een eekhoorn overstak, wat ik natuurlijk weer niet gezien had. Voor het eerst was ik lichtelijk jaloers op Annemarije. Verder genoot ik van ons samenzijn en het mooie weer.
In de volgende dagen zette het lenteweer verder door. Woensdag was een prachtige dag, dus gingen Annemarije en ik de omgeving weer per fiets verkennen. Ditmaal gingen we helemaal naar Utrecht. Nou ja, de provincie Utrecht. De provinciegrens ligt niet zo ver van Amstelveen vandaan, dus daar waren we zo. Via Uithoorn reden we weer terug. Ik was nog net op tijd om voor de hele groep te koken. Die avond gingen we lekker zwemmen en daar ontstond het idee om te gaan kanoën. Daarvoor moest een dag geprikt worden, maar belangrijker nog, we moesten ook nog achterhalen of het kanoverhuurbedrijf al open was; volgens de site openden ze pas in april de luiken, maar het leek ons niet ondenkbaar dat ze al eerder open waren nu het zonnetje zo uitbundig scheen.
Op donderdagochtend ging ik weer naar de VU. Bij terugkomst zag ik dat Annemarije op het white board had geschreven dat ze het kanoverhuurbedrijf had gebeld en dat we de week erna welkom waren. Daaronder stond de vraag: “Wil je een ijsje?” Ik krabbelde er maar onder: “Ja, met een heel mooi lief…”, waarna ik bij haar kamer aanklopte en de vraag op het white board met “Ja!” beantwoordde. We aten een ijsje, waarna Annemarije mijn toevoeging op het white board opmerkte en er een beetje zenuwachtig van werd. Tegen de begeleiding merkte ze haastig op dat het ontbrekende woord ijsstokje moest zijn. We gingen nog even een stukje fietsen en we bleven zelfs zo lang weg, dat ik te laat was voor mijn wekelijkse gesprek met mijn persoonlijk begeleidster. Dat was mij nog nooit eerder overkomen. Mijn PB’er was ditmaal overigens Kirsten, een nog vrij nieuwe kracht in het begeleidingsteam, die inviel omdat Savannah een maandje op vakantie was naar de andere kant van Afrika.
Op vrijdag gingen we met het pondje over de Amstel. Ik vermaakte me natuurlijk opperbest en ik besloot het weekend in Amstelveen te blijven. Dat had ik maar één keer eerder gedaan, namelijk toen ik een deadline moest halen voor het afronden van mijn masterthesis. Echt een succes was het niet: ik zat bijna het hele weekend brak in mijn kamer met flinke koppijn. Maar de deadline had ik gehaald. Nu bleef ik eindelijk eens een weekendje in Amstelveen omdat ik het zo leuk vond.
Dat weekend werd alweer de tweede Formule 1-race van het seizoen gereden. Nadat de week ervoor het seizoen was begonnen in Australië, was nu Maleisië aan de beurt. Vanwege het tijdsverschil werd de kwalificatie ’s ochtends gereden, dus was er daarna nog veel tijd over om leuke dingen te doen. En we gingen iets leuks doen! Annemarije had een leuke fietsroute uitgezocht die ons naar Zandvoort zou brengen. Dat leek me wel wat! Lekker uitwaaien aan de kust. Misschien konden we zelfs nog wat van de waterleidingduinen zien! Maar het mooiste was natuurlijk de fietstocht zelf.
We reden langs Hoofddorp, langs Schiphol. We konden de landende vliegtuigen bijna aanraken. We streken neer op een heuveltje in de buurt van de Polderbaan om wat snacks te verorberen. Daarna gingen we weer verder. Tegen het eind van de middag kwamen we in Zandvoort aan. We parkeerden de fietsen en liepen het strand op, waar Annemarije tikkertje met me ging spelen. Daar stopten we maar mee toen ik d’r dusdanig hard had getikt dat ze bijna in een plas was gevallen.
We gingen weer terug naar de fietsen, waar een oudere man aan Annemarije vroeg of ze het niet vervelend vond om steeds tegen haar man of vriend op te moeten kijken tijdens het fietsen. Ze antwoordde ontkennend. Ik vond het wel grappig dat die man dacht dat wij een koppeltje waren, want dat waren we niet. Maar het klonk zo leuk!
Terwijl we Zandvoort bijna waren uitgereden, merkte Annemarije op dat ze haar zonnebril kwijt was. Waar kon dat ding zijn? Zou ze ‘m op het toilet hebben achtergelaten? We reden weer terug naar het strand, waar Annemarije weer de tent in ging waar ze naar het toilet was gegaan. Even later kwam ze eruit met zonnebril. Nu konden we dan eindelijk de terugreis aanvangen.
Het begon al langzaam donker te worden en toen we in Amstelveen aankwamen, was het helemaal donker geworden. Nog een paar uurtjes en de klok ging weer een uur vooruit. We haalden nog een kant-en-klaarmaaltijd bij de buurtsuper, waarna we die thuis gezellig gingen opeten. Moe, maar voldaan rustten we in de woonkamer uit van de inspannende middag. Daar lagen we dan, Annemarije en ik. We kenden elkaar inmiddels al bijna anderhalf jaar. Ik had haar altijd een beetje als mijn kleine zusje beschouwd. Ik had het in mijn jonge jaren namelijk altijd als een gemis ervaren dat ik geen zusje had en die leegte was nu een beetje opgevuld. We konden het prima met elkaar vinden. We zaten (voor mijn gevoel) vaak op dezelfde golflengte en dat vond ik heel prettig. Toch had ik nooit wat voor haar gevoeld, maar nu ineens was het anders. Ik smolt.
Ineens was ze niet meer dat slungelige meisje met weinig zelfvertrouwen. Ineens was ze in mijn ogen een supermodel met prachtige lange ledematen, geen grammetje vet te veel en een schattige driehoekige kaak. Hoe had ik dat niet eerder kunnen zien, vroeg ik mezelf af. Ik had gewoon anderhalf jaar lang naast een enorme chick gewoond.
En het was niet alleen het uiterlijk. De feromonen speelden ook mee en dat wist ik. Het was me al eerder opgevallen dat ze heel sexy rook. De verkeerslichten stonden allemaal op groen. Het was de eerste keer dat dit me was overkomen. De wereld was zo mooi, want wat was er nou mooier dan verliefd worden op je beste vriendin?
Ik besloot maar meteen op te biechten dat ik op haar was. Misschien was ik te naïef. Misschien was het de beruchte autistische eerlijkheid waardoor ik mijn pas ontdekte gevoelens kenbaar maakte. Maar wat kon er eigenlijk ook misgaan? Ik schatte de kans dat zij hetzelfde voor me voelde op zo’n 60 procent in. De kans dat zij hetzelfde voor mij voelde achtte ik aanwezig en dan zouden we nog lang gelukkig zijn. En anders? Tja, niet geschoten is altijd mis.
Ik merkte dat ik d’r een beetje overviel met mijn mededeling. Ze antwoordde gauw wat angstig en bijna verontschuldigend dat ze niet op mij was. Tja, dat kon ook nog. Had ik mezelf dan toch overschat? Of was het gewoon botte pech? Het deed me eigenlijk niet zoveel, daarvoor voelde ik me te goed. Deze kleine tegenslag zou mijn humeur echt niet beïnvloeden. We hadden een leuke tijd samen en misschien kwamen die gevoelens bij haar nog. En anders bleven we toch goede vrienden?
De dag erop keken we samen de race. Vanwege de hevige regenval werd de race nog lange tijd onderbroken. In die onderbreking kwamen Firaas en zijn ouders nog even langs. Na de race gingen we nog even naar het Amsterdamse Bos. Het was weer een zonovergoten dag, maar toch kon ik er niet echt van genieten. Ik begon me nu te realiseren dat mijn niet zo kleine “zusje” me op alle fronten de baas was. Niet alleen had ze betere ogen en een beter evenwichtsgevoel, ook was ze intelligenter. Het begon me steeds duidelijker te worden waarom ze niets voor mij voelde: ik was gewoon niet goed genoeg.
Maar het grootste verschil tussen ons was wel dat ik nooit echt iets bijzonders had gepresteerd, zoals op tv komen, en zij wel. Ik voelde me steeds kleiner en onbeduidender worden. Die maandag scheen de zon weer uitbundig in onze achtertuin. Annemarije was met een of andere zelfstudiecursus bezig. In haar t-shirt kwamen haar smetteloze, lange armen erg goed tot hun recht. Armen waar ik uren naar kon kijken. Ze moest echter tijdens het eten al weg naar een of andere zenbijeenkomst in de stad. Met pijn in m’n hart moest ik haar laten gaan. Ik gaf haar nog de sleutel van het kettingslot en weg was ze.
Ik was natuurlijk heel erg benieuwd wat ze daar dan uitspookte. Of het leuk was. Of het iets voor mij was. Of ik iets heel leuks miste. In ieder geval miste ik haar. Ik deed alsof ik vroeg ging slapen, zodat ik haar in het holst van de nacht kon zien thuiskomen. Daarmee was mijn gevoel weer een beetje gesust.
De dag erna ging ik weer een ochtend naar de VU. ’s Middags ging ik op pad met Christina. Opmerkelijk genoeg speelde me juist toen een euvel parten dat me vroeger zo vaak parten had gespeeld: ik kreeg namelijk een lekke band. Nog een geluk dat het me niet in Zandvoort was overkomen, maar echt blij was ik er ook niet mee, want nu kon ik mijn band gaan plakken. Normaal liet ik dat altijd m’n pa doen, nu kreeg ik wat aanwijzingen van Christina, die natuurlijk precies wist hoe het moest. Na heel wat geklungel was mijn band weer luchtdicht.
Woensdag was het dan kanodag. Het zou de laatste mooie dag van de week worden. We togen met z’n drieën naar de kanoverhuur. Het wordt een beetje een rare kanotocht. Christina zit steeds tussen mij en Annemarije in, wat me wel verbaast. Christina is op haar beurt verbaasd als ik me verwonder over het verschil in kleur tussen de eenden die we passeren. Ik had er nooit bij stilgestaan dat mannetjes- en vrouwtjeseenden anders gekleurd waren. In de Donald Duck zijn ze immers allemaal wit. Christina legt uit dat de mannetjes juist de mooie kleuren hebben. Ik merk op dat het bij mensen gek genoeg andersom is, maar dat is volgens Christina niet zo. Volgens haar zijn mannen veel mooier dan vrouwen. We komen er niet uit. Ik vraag aan Annemarije wat zij ervan vindt, maar ze onthoudt zich van stemming.
Zo is ze de hele tijd een beetje afzijdig. Ik probeer haar marktwaarde nog wat op te vijzelen door te zeggen dat de man van de kanoverhuur haar leuk vond omdat hij haar om haar naam had gecomplimenteerd. Ze reageerde er, tot mijn verbazing, niet erg positief op. Tja, ik vond Annemarije ook een mooie naam. Je hoort die naam ook niet zo vaak, maar het hebben van een naam is natuurlijk niet de verdienste van de drager, dus kon ik me ergens wel voorstellen dat het haar weinig deed. Maar toch: ik kan me niet herinneren dat ik ooit zelf zo’n compliment heb gekregen.
Na de kanotocht duiken we samen de winkel in. Er moet weer gekookt worden en dat gaat prima. Ook moderniseert Annemarije mijn mobieltje, zodat ik eindelijk een beetje met de 21e eeuw mee kan.
Het einde van de week nadert en het weer is omgeslagen. De zon verstopt zich weer achter partijen dikke wolken en meteen is het gevoelig kouder. Graag zou ik nog bij Annemarije blijven, maar dat zit er even niet in: die zaterdag word ik geacht weer een schaakwedstrijd te spelen. Tegen subtopper Utrecht vechten we voor onze laatste kans om niet te degraderen. Ik heb er totaal geen zin in, maar na twee prachtige weken moet ik weer naar m’n ouders in Bussum.
Typefoutje: gecompimenteerd
Hmm, dan stond de spellingscontrole zeker op Engels. Nou, het is bij dezen gecorrigeerd!