Zondag 01-06
“Heeft Roland eindelijk een kerk gevonden die bij zijn geloof aansluit?”
– “Ik geloof het wel.”
Kampie en Paul C., 01-06 2008.
Zondag was de rustdag. Rolex was al vroeg vertrokken naar een kerk. Ik lag nog lekker lang in m’n nest te ronken. Dat was aan de ene kant wel lekker, aan de andere kant bleef ik een beetje als enige over. Zeker toen ik nog meedeed aan voetbal. We deden kampioentje of zo en ik was keeper. (Ik had het getal onder de zeven geraden. Het bleek vier te zijn… :() Het was snikheet in de brandende zon en toen ik nog even veldspeler was geweest, gingen we weer naar het hotel. Ik besloot om maar eens te gaan douchen.
Daar aangekomen was er bijna niemand meer. Alleen de jongens waar ik mee had gevoetbald waren er nog. Iedereen ging naar Maastricht, om daar lekker uit eten te gaan. De dag nam een drastische wending voor mij toen de voetballers besloten om te gaan fietsen. Ik wilde uiteraard niet als enige overblijven, dus ik besloot maar om mee te gaan. Ik hoorde van Le snelle dat we iets van drie uur nodig zouden hebben voor de heenreis, dan nog twee uur eten en dan nog drie uur terug. Het klonk als een zware beproeving. We zouden pas om tien uur terug zijn.
Maar goed, ik had dan in ieder geval gegeten, dacht ik. Helaas bleek het allemaal op een misverstand te berusten. De jongens wilden gaan scheuren met de fietsjes. Heuvel op, heuvel af. Het ging in een behoorlijk tempo en ik kon het niet meer bijbenen. Ik werd steeds meer het blok aan hun been. Ik moest slipstreamen, maar zelfs dan hield ik het niet vol. En dan nog die heuvels, waarvan ik dacht dat ze niet veel konden voorstellen. De zwaartekracht bleek weer eens bruut. Omhoog lukte me soms gewoon niet. De eerste versnelling was gewoonweg te lang. Ik kon nog net genoeg koppel genereren om nog een kleine voorwaartse kracht over te houden, maar dat schoot niet op. Ik kon beter gaan lopen.
De afdalingen gingen niet veel beter. Je gaat al gauw levensgevaarlijk snel. Ik wilde niet op m’n vrije dag verongelukken, dus deed ik het rustig aan. Ver voor mijn neus gebeurden twee ongelukken, die gelukkig nog goed afliepen. Het eerste ongeluk gebeurde bij een (in onbruik geraakte?) spoorweg, waar wat jongetjes bij stonden. Eentje stond net na een bocht op de weg. Mathieu moest hem op topsnelheid ontwijken en gleed een berm in. Behalve wat jeuk (hij viel op brandnetels) hield hij er weinig aan over. Hij mag god dankbaar zijn.
Het andere ongeluk gebeurde op de terugweg. Het was minder erg van aard en het kwam toen iemand zich “vertrapte” toen de fiets opeens in een andere versnelling schoot. Het gebeurde ironisch genoeg op een kaarsrecht fietspad.
Nee, het gevaarlijkste hadden we toen allang gehad. Eerst gingen we de beruchte Keutenberg beklimmen, om er later achter te komen dat we de andere kant op moesten. Dan maar weer terug. Op een bordje was aangegeven dat fietsers maar beter konden afstappen. Ik wist waarom: de helling werd naar onder toe steiler. Ik fietste daarom maar rustig van de helling af. Ik remde veel, dat wel. Ik kwam erachter dat de remvertraging net groot genoeg was om de helling te weerstaan.
De anderen doken als gekken naar beneden. Ik hoorde achteraf wat voor capriolen ze hadden uitgehaald. Ze mogen god nog steeds danken dat ze er niks aan hebben overgehouden.
Later gingen we nog eten bij een snackbar. Niet erg lux, maar het was beter dan niks. Op de terugweg kwamen we Rolex nog tegen. Hij had me steeds gebeld (en ik had hem volgens mij nog de verkeerde kant opgestuurd ook :$) waar we waren en toevallig reden we op precies hetzelfde moment dezelfde straat in. Ik kon het vanaf dat moment rustiger aandoen.
Toen ik weer bij het hotel kwam, had ik het wel weer gehad. Helemaal uitgeput van een rustdag.
Maandag 02-06
“Als u nou vraagt wat ‘betrekkelijk’ is, dan kan ik daar geen antwoord op geven. Zo betrekkelijk is dat!”
A de Kraker, tijdens een les op 14-05 2008.
Het einde kwam in zicht. De tweede week van het veldwerk was aangebroken. Vandaag zou Adriaan de Kraker, een grijze man, die het vak Dynamiek van het historisch landschap had gegeven, komen. Hij weet dus veel van landschappen. Daar kon hij dus mooi over vertellen.
Het was de laatste keer dat we met de bus door het landschap reden. Het eerste excursiepunt was een of andere boerderij bij de Maas. Daar zaten we een lange preek van een bedrijf aan te horen. Ze hadden ons in de watten gelegd met taart (en natuurlijk thee voor mij). Het enige wat ik me nog kan herinneren is dat ik per ongeluk m’n kopje liet vallen en dat ‘ie niet stuk ging. Handige houten vloer! Later gingen we nog een eindje lopen. Te zien was de rivier de Geul, die door een oude meander van de Maas liep. Het zijn de grillen van de opheffing van het gebied. Waar de Maas vroeger van west naar oost liep, lopen de rivieren nu allemaal van oost naar west.
Later in de ochtend werd de Kraker opgehaald. Hij hield enkele lange verhalen over het landschap en met name over allerlei landschappelijke waarden. Zo had hij het over graften en hoe bijzonder die dingen wel niet waren. (Hee KC, lijkt aardwetenschappen jou niks?)
Later gingen we nog een ijsje eten (nu moest iedereen uit eigen zak betalen, in tegenstelling tot een paar dagen eerder.) en liep ik met zo’n lekkend, kleverig geval achter de anderen aan, naar de bus.
Verder weet ik alleen nog dat De Kraker iets ging uitleggen over watermolens. Hij liet eerst de Maas van noord naar zuid stromen en verder was het niet echt pakkend. Ik herinnerde me nog wat professor Borger tijdens onze eerste excursie vertelde over die watermolens. Erg veel energie leverde het volgens hem niet op.
Het was overigens merkwaardig dat Borger er niet bij was. Hij weet erg veel over van alles en nog wat. Hij bleek niet te kunnen. Wie er wel was, was Henri de Groot. Hij had het vak inleiding economie gegeven en het was zijn taak om de grote enquête in goede banen te leiden. Het was eigenlijk de eerste keer dat er een economiedocent nodig was. In de eerste helft van het veldwerk waren alleen Ron Vreeker en Eveline van Leeuwen aanwezig. Echt veel hadden ze niet te doen.
Ondertussen was Frank Bruinsma (ook min of meer een economiedocent) vertrokken. Hij had wat aardige verhalen, maar niet echt vakgerelateerd.
Dinsdag 03-06
“De bodem bestaat uit zand, veen en een laagje klei. Het zand is Pleistoceen zand. En dat was het!”
Bruce, presentatie Dynamiek van het historisch landschap, 14-05 2008.
Op deze dinsdag stond de voorbereiding van de grote enquête op het programma. Er moest urenlang gediscussieerd worden over welke vragen er moesten worden verwerkt. Het schoot allemaal voor geen meter op en de deadline van vier uur (dan moest het naar de drukker) kwam steeds dichter bij. Tekenend voor de situatie was de volgende quote:
“Voor iedereen die meedoet aan de discussie duurt het weer vijf minuten langer. Denk dus goed na voordat je wat gaat zeggen!”
Tijdens de afronding van het veldwerk op 20 Juni heb ik te horen gekregen dat ze de opzet van de grote enquête niet gaan veranderen. Helemaal begrijpen waarom doe ik niet. Ik denk dat ze willen laten zien wat voor gekibbel politiek is en hoe moeilijk het is om besluiten te maken. Ik, met een EQ dat waarschijnlijk dichter in de buurt zal liggen van de nul dan van de 100, hield m’n bek maar dicht tijdens de discussie.
Het was eigenlijk maar een waardeloze dag. Weer een dag niet geleefd…
Woensdag 04-06
“Het voordeel van een kater is dat ‘ie weggaat.”
Joris, 01-06 2008.
Interview
Deze woensdag was de spannendste dag van de hele twee weken. Er waren twee beproevingen. Eerst het interview met de heer Henket. Het was een verplicht interview met een stakeholder. Rolex en ik hadden in de voorbereiding een belangengroep aangewezen gekregen, te weten de gesponsorde verenigingen. Verenigingen die door de ENCI worden gesponsord. Dat bleek niet zo gemakkelijk te zijn. Zo sponsort de ENCI bijvoorbeeld MVV, het Limburgs open (dat schaaktoernooi waardoor het in Bussum zo rustig is met Pinksteren), maar wat moet je daarmee? Uiteindelijk vond Rolex Stichting Grafmonumenten. Deze graven liggen op de Sint Pietersberg en de stichting wordt gesponsord door de ENCI.
Rolex had 15 vragen voorbereid. Veel vragen gingen uiteraard over de sponsoring. Het was wel grappig om te horen dat de sponsoring gewoon zou doorgaan als de groeve bij Maastricht zou sluiten. Verder vertelde de beste man over van alles en nog wat, over de inrichting van de groeve en bla, bla, bla… Ik probeerde alles wat ik hoorde op te schrijven. Dat was mijn werk. Ik heb er geen klachten over gehoord. 😉
Daarna kwam de enquête. Ik probeerde de eerste locatie, de economische faculteit (de “eco fac”, aldus MadU) te vinden, maar dat lukte niet heel goed. Toen ik uiteindelijk de groep had gevonden, bleek niemand echt zin te hebben. Er waren bovendien verdacht veel buitenlanders (veelal Duitsers), waardoor het niet echt soepel verliep.
Even later kwam Patricia, een studentenassistente, die ons naar het station stuurde. Er kwam weinig van het enquêteren terecht. Hoogtepunt van de dag was een gesprek met twee medewerkers van de politie/ marechaussee. De tijd ging voorbij. Ik probeerde nog wat mensen te ondervragen die ik “aankon”, maar iedereen had haast. Om een uur of vijf kapten we er mee.
Die avond gingen Kampie en ik een gedeelte van de vragen invullen in het codeboek. De excursie was nu eigenlijk voorbij. Kampie was zo opgelucht dat hij helemaal euforisch werd.
“Ik ben zo blij. Ik heb me de afgelopen weken nooit ongelukkig gevoeld.”
– “Kampie, de leiding is er niet bij.”
Aldus Kampie en Bruce, mijn kamergenoten. Kampie en MadU sliepen in zo’n tweepersoonsbed (dat stond bij binnenkomst al vast), Bruce en ik sliepen in een stapelbed. Ik sliep lekker beneden, maar niet lang meer…
Donderdag 05-06
“Zijn ze alweer naar hun bed? Want als dat zo is…”
– “Kom op Mark, je moet een beetje flexibel zijn. Ze hebben de hele week hard gewerkt.”
Mark B. en de leiding van het hotel, 05-06 2008.
De donderdag stond in het teken van de eindopdracht: een locatie voor een tweede ENCI-groeve. Wie weet waar de afkorting “ENCI” voor staat, weet ook dat het een beetje een tegenstrijdige naam wordt. Daarom noem ik het de TNCI.
We gingen dus kijken naar locaties voor de TNCI. Zelf leek het me heel handig als de formatie van Maastricht, met goede kwaliteit kalk, net of net niet aan de oppervlakte zou komen. We vonden drie veelbelovende locaties, op drie hele verschillende plaatsen. We bedachten er ook namen voor:
- De Simgroeve bij Sibbe en Margraten
- De From Berg to Daal-groeve bij Fromberg en Ransdaal
- De Sjouw en Smeergroeve bij Smeermaas
Het was de bedoeling om foto’s te maken van de gebieden. Dat kwam moeilijk van de grond, omdat Mark B. ons profiel nog ging bespreken. Ons profiel kwam pas tijdens de middag aan de beurt, op het moment dat Mark het niet meer uithield. Hij moest nodig wat gaan eten. Daar gingen wij niet meer op wachten.
Dus om een uur of twee gingen Rolex en ik de drie locaties bezoeken. Het duurde allemaal wat lang, omdat onze locaties ver uit elkaar lagen en niet heel dichtbij het hotel in Berg en Terblijt.
De eerste locatie was bij Sibbe. Dat lag nog wel redelijk in de buurt. We reden op een weg langs wat akkers en Rolex wilde graag zien hoe het gebied over die heuvel eruit zag. Dus wij over zo’n pad tussen die akker en een boomgaard (of iets in die richting) lopen. Ik had m’n “bergschoenen” een keer niet aan en dat bleek niet heel handig. M’n schoenen bleven zo erg kleven aan de löss, dat ik een paar keer bijna uit m’n schoenen stapte.
We liepen vrolijk het terrein op, om wat foto’s te schieten, toen we het idee hadden dat we langs de eigenaar liepen. Die was druk aan het werk en had ons blijkbaar niet gezien, maar we durfden niet meer terug. “Dan maar verder”, was de gedachte. Terwijl de fietsen steeds verder onder de löss kwamen, liep het pad opeens dood. Wat doe je dan?
Je maakt foto’s!
Ik besloot om van de nood een deugt te maken. Zo ziet het terrein er dus uit. Ik had de foto’s, maar hoe kom je hier uit? Gelukkig wist ik dat alle ellende wel een keer over gaat. Het is een soort periodiciteit. De ene keer voel je je gelukkig, maar dat gevoel gaat ook wel een keer weg. Omgekeerd geldt het uiteraard ook. Misschien werden we wel gesnapt. Misschien moesten we wel mee naar het bureau. Misschien niet leuk, maar wel spannend. Je koopt dan eigenlijk je problemen af.
Maar toch, wat doe je? Ga je weer terug? Of ga je nog verder het land door? Nee, we gingen langs de rand van een akker, om even verderop weer via een pas terug te gaan. Hoewel de löss steeds verder in de fietsen ging zitten, lukte het plannetje: we kwamen ongezien (?) de akker uit. Daarna moesten we het lössprobleem oplossen.
Het probleem was namelijk dat de löss een dik pakket had gevormd op alle bewegende delen van de fiets. Gek genoeg zat er meer troep op “mijn” fiets. (al had ik met Rolex geruild omdat die fiets van mij niet meer vooruit kwam) Misschien kwam dat omdat ik probeerde zo snel mogelijk te lopen. Ik zag namelijk dat de löss meer ging “plakken” als je langzaam rijdt. Daarom duwde ik die fiets zo hard als ik kon vooruit, maar misschien molde ik het ding daardoor alleen maar meer.
We gingen de löss uit alle holtes proberen te plukken. Daarna gingen we door plassen rijden. Het hielp een beetje, maar niet heel veel. Bij een bedrijf dat in een grot was gehuisvest, konden we die fietsen verder schoonmaken. Nog steeds waren ze smerig. Toen we onderweg nog een groepje medestudenten tegenkwamen, schaamde ik me best wel.
Het was al heel wat dat die fietsen weer reden. We gingen naar het oosten, naar de tweede locatie, toen we een tankstation tegenkwamen. Even later zagen de fietsen er weer zo goed als nieuw uit.
De tijd begon te dringen. We reden naar het oosten, richting Fromberg. Onderweg maakte ik wat aardige foto’s.
Dat waren de landschappelijke waarden van het gebied. We gingen weer terug en de terugweg was lang en zwaar. Pas om kwart voor zeven kwamen we bij het hotel aan. Hoewel het avondmaal officieel al drie kwartier geleden zou zijn begonnen, hadden we slechts het voorgerecht gemist. Dat was niet zo erg dus.
Vrijdag 06-06
“Als ik veel geld had, zou ik dit gebied opkopen en helemaal platwalsen.”
– “Wil je een van de meest biodiverse landschappen van Nederland naar de Maan helpen?”
“Dat is meer iets voor de NASA.”
Behirder en Rolex, op weg naar het hotel, 05-06 2008.
Die ochtend ruimde ik m’n rotzooi op en propte ik alles in m’n tas. Dat is het grote voordeel van niet teveel meenemen: dan heb je het die laatste dag wat makkelijker. Dat ik de laatste week wat weinig schone kleren was, was het nadeel. 😉
De meesten gebruikten de laatste dag om nog maar lekker uit te rusten en aan te klooien. Wij niet. We gingen de laatste locatie bekijken, bij Smeermaas. Het is een gebiedje ten noorden van Maastricht, vlakbij de Belgische grens.
Na het nemen van wat foto’s werd het tijd om te gaan. Onderweg kreeg ik allemaal paniekerige telefoontjes. Of we er wel op tijd zouden zijn. Om 13.00 uur zouden we namelijk vertrekken en daarvoor wilde o.a. Mark B. nog een soort dankwoordje doen.
Het was oorspronkelijk de bedoeling om naar een treinstation te lopen. Paul C. wist echter een bus te regelen, waardoor we zonder veel moeite naar Maastricht gingen. Daar ging iedereen met de trein naar huis. Iedereen, behalve Rolex. Hij wilde nog wat zien in Limburg, had ik begrepen.
In de trein kon ik nog één keer de blits maken met een opmerking. We reden net Culemborg (bekend van het eerste veldwerk) voorbij, toen iemand vroeg waar de bodem uit bestond. Ik wist het wel:
“De bodem bestaat uit zand, veen en een laagje klei. Het zand is Pleistoceen zand…”
– “En dat was het!”
Kreeg ik toen te horen. ?
Ik stapte uit in Utrecht. M’n pa haalde me uiteindelijk op. Ik moest nog wel wennen aan de nieuwe auto, die zwart is in plaats van grijs. Twee lange weken waren voorbij. Ik voelde me erg leeg.