Veldwerk Kampen II

Trash pressure
Na twee leuke weken van voorbereiding stond nu dan eindelijk het “echte” veldwerk op ons te wachten. Van maandag 15 t/m vrijdag 19 juni zaten we in Kampen. Kamperen in Kampen. Dat klonk leuk, maar alleen al aan het opzetten en vooral het afbreken van m’n tent had ik geen zin…

Na mijn rol als groepsleider tijdens het SGS-Rapidschaakkampioenschap stapte ik voor de één-na-laatste keer m’n bed in. Nog twee nachtjes goed slapen en dan maandag vroeg naar Camps. Zo had ik het me voorgesteld. De docent had ons weliswaar aangeraden om al op zondagavond naar de camping te komen, maar waarom zou ik naar die vent moeten luisteren? Ik ging toch zeker niet NOG EEN DAG LANGER veldwerk houden? Daar had ik echt geen trek in.

De klap was dan ook groot toen ik zondagochtend te horen kreeg dat ik die dag al zou gaan in verband met logistieke problemen. Mijn ouders konden me maandagochtend niet brengen. Nee, zelfs op vrijdagmiddag, als het veldwerk was afgelopen, konden ze me niet ophalen. Ik kon daar natuurlijk weinig tegen inbrengen, maar ik voelde me rot. Nu moest deze Jesper naar het veldwerk, terwijl hij dacht dat de Jesper van de dag erna pas naar het veldwerk zou gaan. Bovendien had ik volgehouden dat ik niet op zondag naar Camps wilde. Dat ik wel op zondag zou gaan voelde als een nederlaag.

Mijn ma vond het een goed idee als ik Rolex zou bellen. Hoewel hij aangaf dat hij prima met de trein kon komen, wilde mijn ma hem per se van het station afhalen. Zo gezegd, zo gedaan en ruim op tijd kwamen we op Naarden-Bussum aan. Rolex had zijn trein gemist en zou pas om 18:40 aankomen, maar toen ik op het perron kwam, zag ik dat er helemaal geen trein aankwam rond die tijd. Dat had ik toch moeten weten? Maar ik heb al langer het gevoel dat het een rommeltje is in m’n bovenkamer. Natuurlijk stap ik altijd op het andere spoor op, maar als ik weer uitstap op Naarden-Bussum, is dat altijd tien voor of “rond”. Daarom begreep ik niet waarom ik zo instemmend had geantwoord op Rolex’ opmerking dat ‘ie om ongeveer 18:40 zou aankomen. Waarschijnlijk dacht ik dat ‘ie met een of andere intercity zou komen.

Hoe dan ook, ik moest nog tien minuten wachten, maar toen de trein stopte, kwamen er veel mensen uit, maar niet Rolex. Vreemd, want hij was moeilijk te missen (twee meter lang + enorme tas.) Bij de volgende trein was het wel raak. Rolex‘ verweer was dat de trein die hij wilde nemen niet reed omdat het zondag was. Dat had ik nog nooit meegemaakt, maar aangezien ik niet aan zijn woorden mag twijfelen, had ik er weer wat bijgeleerd.

Met z’n drieën reden we naar Camps. Het weer was opgeknapt en ik had er nog wel vertrouwen in dat ik de week zou doorkomen. Na nog een rondje Camps hadden we de camping vrij snel gevonden. Maar hoe kom je er op? Via zo’n intercom wist Rolex contact te leggen met… meneer Wagten Donk… Blijkbaar had de VU de camping ingenomen of zo, want ik had natuurlijk verwacht de campingeigenaar te spreken.

Hoe dan ook, m’n ma reed het terrein op, waar al twee groepen studenten hun tentjes hadden opgezet. Wij gingen maar bij het “rustige” groepje staan. Iets verderop stond het drukke groepje, met de wat populairdere kinderen. Daar hoorde ik niet thuis.

M’n ma had al gauw contact met mijn medestudenten en wisselde in die korte tijd meer woorden met die chickies dan ik in m’n hele leven. Van een afstandje keek ik stilletjes toe. Het werd tijd om m’n tentje op te zetten. Hoewel ik de nodige kampeerervaring zou moeten hebben, is het niet echt mijn ding. Door wat hulp van o.a. Rolex was m’n tentje in ieder geval al snel opgezet. Rolex had een eenvoudiger tentje. Binnen de kortste keren was het ding opgezet. En dan nog de ruimte die dat ding inneemt: bijna niks! Ongelooflijk. Terwijl ik zat te sleuren met allerlei tassen, had Rolex zijn hele uitrusting op zijn rug.

Desondanks was er iets misgegaan met Rolex‘ tas. De rits sloot niet meer goed, waarschijnlijk omdat de tas toch te vol zat. “Trash pressure” doemde ik dat. Rolex gaf het fenomeen de naam “luggage pressure”, wat iets positiever klinkt. Waarschijnlijk omdat het zijn eigen spullen waren.

Relaxen
Langzaam maar zeker druppelden er nog wat studenten binnen, waaronder Paul C., die in een mini-Suzuki een paar chickies kwam afleveren. Hij had dus de tijd van z’n leven. Wij konden slechts lachen om zijn te heet gewassen auto.
De eerste avond va het veldwerk was een relaxte dag. De zon ging onder en dat betekende tijd voor spelletjes. Die avond keek ik mee hoe het spel “koehandel” werd gespeeld. Op een bankje onder een lantaarnpaal werden dieren verhandeld. Gek genoeg geen koeien, al zou je dat wel verwachten. Het spel duurde tot na middernacht, waarna we als laatste onze tent in kropen. Nu zouden de vijf zware dagen volgen…

Maandag
Al vroeg in de ochtend werd ik wakker. Het was al licht en ik keek op m’n horloge. Zou het al acht uur zijn? Dat was niet zo mooi, want je kon tot acht uur aanschuiven voor het ontbijt. Opmerkelijk genoeg was het maar een uur of zes. Vervolgens wisselde ik wakkere periodes af met periodes dat ik nog sliep. Uiteindelijk werd ik om kwart voor acht voor het laatst wakker…

De maandag was een verkenningsdag. We zouden het gebied gaan bekijken. Helaas moesten we eerst nog onze onderzoeksopzet bespreken. Alle tien groepjes hadden een gesprek van een kwartier. Wij waren zo’n beetje als laatste en omdat de gesprekken langer duurden dan gepland, waren we meteen onze hele ochtend kwijt. Rolex, die bijna niet boos te maken is, was nu wel boos. We hadden namelijk de hele week strak gepland en die planning ging hierdoor al bijna de prullenbak in.
Het gesprek was daarentegen wel verhelderend, maar ik vond het vreemd dat het tijdens het veldwerk zelf gebeurde. Waarom kon dat niet in een van de voorbereidingsweken?

Het was inmiddels alweer middag en via Camps reden we naar ons onderzoeksgebied ten zuiden van de stad zelf. We wilden vandaag bijvoorbeeld wel een indruk krijgen van hoe het gebied er uitziet, waar de wegen zijn en de mate waarin de akkers waren gemaaid. Helaas was het nu het maaiseizoen en zagen we hoe het ene na het andere veld werd platgemaaid.
We fietsten door het gebied van de ene terp naar de andere. Dat leverde mooie foto’s op van boerderijen, maar dat zorgde ook voor blaffende honden. Toen Rolex aan een boer vroeg of hij wat plantjes mocht plukken voor een soort vegetatieopname, kwam de “waak”hond op ons af kwispelen. Desondanks kreeg ik de kriebels van dat beest. Ik reed daarom maar door en keek van een afstandje toe.

Na het avontuur met de hond kwamen we aan bij een veld dat nog vol stond met wilde planten. Het werd tijd om wat te relaxen. We gingen twee telefonische interviews houden. Dat ging wel goed: door de luidspreker konden we mooi verstaan wat er gezegd werd. Het eerste interview was een succes; het tweede interview niet. We hadden om drie uur een belafspraak met Gerrit Gerritsen, maar de beste man was er om de een of andere reden niet. Tijd om te treuren was er niet, want we hadden om vier uur een interview op het gemeentehuis met “J. Hooft”. Dat was niet zijn echte naam, maar zo staat hij wel steeds in ons onderzoeksplan.

Het werd uiteindelijk nog een hele klus om op tijd bij het gemeentehuis aan te komen. We zaten helemaal in het akkergebied buiten kampen en we moesten weer terug. Rolex had alle hoop al opgegeven dat we er op tijd zouden komen, maar het lukte nog. In een recordtempo vlogen we door Camps en waren we er om klokslag vier uur. Toen was het wachten alleen nog op “J. Hooft”. Die naam “J. Hooft” zat er op een gegeven moment zo erg in geramd, dat ik niet meer wist hoe die man in het echt nou heette.

Het bleek in ieder geval een hele aardige man te zijn. Hij vertelde een verhaal over de bypass. Soms vond ik het interessant, soms niet. Omdat ik niet echt een taak had (Rolex stelde de vragen en Simon, onze andere groepsgenoot, schreef de antwoorden op), viel ik bijna in slaap. Wat ik wel interessant vond, was dat deze man de voorkeur gaf aan een “afgesloten bypass”. Hierdoor kon het water in de bypass op hetzelfde niveau komen als het omringende land, zo’n 70 centimeter onder zeeniveau. Het voordeel daarvan was dat er geen kwel optrad in die gebieden.

Het interview ging goed en terwijl het gemeentehuis leegstroomde, waren wij ook eindelijk klaar. We kregen nog wat papierwerk mee. Het was ondertussen alweer kwart over vijf geweest. Om vijf uur zou er een bespreking zijn van de dag. Het begin hadden we dus al gemist. Pas helemaal op het einde kwamen wij aan. Dan word je een beetje raar aangekeken, maar waarschijnlijk had het niemand verbaasd.

Het werd tijd voor het eten. Ik had eigenlijk geen idee bij wie ik zou moeten zitten. Bij mijn groepsgenoten? Of bij Bruce & MadU? Uiteindelijk deed ik dat laatste maar. De twee vertelden over hun project. Hun relaxte benadering is altijd wel grappig. Hun onderzoek bestond dan ook vooral uit wat klooien met het programma Arc GIS. En dat terwijl wij vooral veel het veld in gingen.

Het avondeten was friet met kip. In Limburg kregen we dat ook op de eerste dag te eten. “Zo kansloos!”, was toen het commentaar. Nu gek genoeg niet. De kip was zeer zacht en lekker. Ik was tevreden.

In de avond zouden we dan moeten uitwerken. Daar kwam niet veel van. In de uitwerkzaal was slechts internet voor drie computers of zo. Dat schoot niet op. Wel kon ik op Arc GIS een mooi kaartje maken. Helaas werd onze laptop daarna “gestolen” en konden we het doen met de laptop van een ander groepje. De hele week werden laptoponderdelen uitgewisseld tussen de groepjes, wat ik toch wel vreemd vond. Omdat de uitwerkzaal al vroeg (vaak een uur of tien) werd gesloten, gingen we ‘s avonds vaak maar spelletjes spelen. Helaas was onze picknicktafel gejat door de populaire kinderen, dus gingen we daar maar bij zitten.

Dinsdag
Op dinsdag hadden we gelukkig meer tijd. Ik nam bij het ontbijt weer een appeltje mee. Op maandag had ik er ook al een meegenomen, maar toen was ik door allerlei redenen niet aan het verorberen toegekomen. Nu zou het de bedoeling zijn om een vegetatieopname te doen. We gingen weer naar het veldje van maandag, dat nog steeds niet gemaaid was. Daar fotografeerde ik wat planten en namen we wat plantensoorten mee. Het was natuurlijk van belang om te weten wat voor soort planten er in het gebied stonden, in welke mate ze onvervangbaar waren.

Verder hadden we nog een telefonisch interview met een knakker die juist voor de “open” bypass was. We konden hem toen mooi vragen stellen over de nadelen van het plan die “J. Hooft” had genoemd. Ik vond het wel grappig om deze twee contactpersonen met hun eigen wapens aan de tand te voelen.

Lopende anekdote
Het was middag en het was tijd voor een pauze. Ik knaagde m’n appels op en vervolgens ging Rolex nog wat punten in de GPS zetten. We wilden de contouren van het veld op de kaart zetten. Het veld was echter erg lang en we gingen niet helemaal tot het einde van het perceel. Terwijl Simon alweer was teruggelopen, liep ik mee met Rolex door het veld. We hadden de punten en de planten en we wilden weer naar onze volgende locatie. Opeens zei Rolex dat hij hooikoorts had en hij begon te niezen. Ik vond het opmerkelijk. We waren al zolang in het veld en al die tijd was er niks gebeurd. En als je hooikoorts hebt, waarom verblijf je dan twee halve dagen in een veld vol planten? Ik vond het wel grappig.

Minder grappig was het toen we naar het archief wilden. Opeens bleek Rolex’ fietssleutel zoek. Hij was vast ergens in het veld, maar het was zoeken naar een speld in een hooiberg. Rolex belde maar op naar de docenten dat de sleutel zoek was en dat we die fiets maar lieten liggen. En net toen het allemaal geregeld was, vond Rolex zijn sleutel terug in zijn jas.

Toen werd het tijd om het archief te gaan bezoeken. Rolex ging als een speer door Camps, ik reed samen met Simon. We hadden bij een informatiepunt een kaart uit laten draaien. (!) Simon had daardoor nog een idee waar het ongeveer kon zijn en al gauw hadden we de juiste straat gevonden: een klein straatje waar auto’s maar via een kant in konden rijden. Was dit de plek voor een stadsarchief?
Het archief was verstopt in een hofje. Dat verwacht je niet. Rolex ook niet, want terwijl wij waren aangekomen, reed hij ons rustig voorbij. Simon rende achter hem aan. We hadden het gevonden!

Het archief was zeer prijzig, hadden we gelezen: € 17,50 per kwartier. Geen wonder dat Camps zo rijk is! Gelukkig bleek dat het bezoek van het archief gewoon gratis was, waardoor we ons geen zorgen hoefden te maken om de tijd. Helaas was er niet veel te zien in het archief. Er was weinig informatie over bijvoorbeeld terpen, de cultuurhistorische waarden waar we zo naar op zoek waren.
Wat er wel was, was internet. De computers waren op een merkwaardige manier beveiligd (je kon maar één internetpagina openen en zo), maar je kon in ieder geval een e-mail versturen. Dat was in de uitwerkzaal wel anders. Rolex beantwoordde een vreemde e-mail, waarna we zelfs op tijd waren voor de bespreking.
Die bespreking was een teleurstelling: er werd niks interessants gezegd. Het was gewoon tijdverspilling. Ook nu was Rolex niet blij.

Later gingen we eten. Er stonden wokkels op het menu. Helaas was de kaas bij de tweede poging op. Verder smaakte het me wel.

Na het eten gingen we nog tafeltennissen. Rolex kwam met het idee om nog wat mensen te enquêteren. Dat vond ik wel een goed idee. Helaas was er net die dag de avondvierdaagse en zat het fietspad naar Camps vol met wandelaars. En de toeschouwers langs het parcours hadden ook niet echt zin om vragen te beantwoorden. Wat een domper…

Het tafeltennissen ging goed, waarna we nog wat spelletjes deden. Wel was het opmerkelijk koud die avond. Die nacht kon ik dan ook amper slaap vatten. Voor m’n gevoel vroor het zowat en met een verkrampte arm werd ik de volgende dag wakker…

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *