Veldwerk Oostenrijk V

Afscheid

Woensdag 28-04
De laatste dag was aangebroken. Het verslag was ingeleverd, nu was het tijd om een presentatie te maken. Het was een beetje een rare tijd. Mijn groepsgenoten maakten de presentatie en ik zat er een beetje verloren bij. Wat kon ik nog doen? Weinig. En dat terwijl de kwaliteit van de presentatie belabberd was. De slides kwamen veel te vol te staan voor mijn gevoel, of ze waren niet leesbaar. Ik had geleerd m’n kop erover te houden. In het eindverslag werden de ondertitels zonder witregels achter te titels gezet. Ik stelde voor er wel een witregel tussen te zetten, maar in het democratische proces had ik geen schijn van kans. Ook kwamen mijn foto’s niet in het verslag. Was het mijn verslag nog wel?

En dan de inhoud. Mijn hersenen maalden maar rond. De ene na de andere fout schoot door m’n hoofd. Het onderzoek was afgedwaald van het afdammen van een zijrivier van de Salzach, zodat er minder wateroverlast is op de Salzach, naar het opslaan van water in de Lammer, zodat de Lammer niet overstroomt. De opslaggebieden zijn nooit in het echt bezocht en de locaties staan niet eens aangegeven op een overzichtskaart. Daarnaast loopt het terrein bovenstrooms op, wat ofwel betekent dat de hoeveelheid water die je kunt opslaan kleiner is dan berekend, of dat de gebieden bovenstrooms onder water worden gezet. En dan hebben we onze hoop gevestigd op de Lammerklamm, maar de hoeveelheid water die hier kan worden opgeslagen is nooit onderzocht. Dat waren zomaar een paar punten waar ons onderzoek tekort schoot. Het kon een pijnlijk middagje gaan worden.

Inmiddels had iedereen zijn (m/v) mooiste pak aangetrokken en we gingen naar het universiteitsgebouw. Het was zonnig en heet. Desondanks had ik m’n jas maar meegenomen, want we zouden er nog een poosje zitten. We liepen via dezelfde trap als toen we naar de bieb liepen in het begin van het veldwerk. Het was een soort broeikas. Het lokaal was gelukkig frisser. De ramen werden opengezet en we konden beginnen. Het eerste groepje was het groepje van Simon. Zij hadden die o zo nuttige opdracht om de wenselijkheid van een informatiesysteem te testen. Er was echter een storend detail: de onderste regel van de PowerPoint-presentatie werd niet afgebeeld. Met pijn en moeite werd de projector anders afgesteld, waarna de weergave weer in orde was. Inmiddels was er meer dan een kwartier verspeeld en begon Simon weer van voor af aan.

Na het “laatste” groepje te hebben gehad, kwam het “eerste” groepje. Het was het groepje van Merijn en ze hadden alle drie een black-out, wat wel jammer was, want toen het interessant begon te worden, zaten ze in tijdnood om de spreekbeurt binnen tien minuten af te raffelen. Daarna kwamen wij, wat wel vreemd was. Wij waren immers groepje zes. Hoewel ik geen tekst had, werd ik wel naar voren geroepen. Uiteindelijk trokken er maar twee hun mond open. De presentatie was maar zo zo. De inleiding was erg kort en het geheel werd plichtmatig afgewerkt, zonder extra interesse te wekken. Na afloop kregen we een aantal vragen. Over het hydrologische deel werd niks gevraagd. Ik had het wel grappig gevonden om er een technisch verhaal over te vertellen, maar nee.

Vervolgens kwamen er nog zeven presentaties, onderbroken door een korte pauze. Ik had geen zin meer. Laat het toch lekker voorbij zijn, dacht ik. De spanning steeg echter na de laatste presentatie. Welke groepjes zouden het fictieve geldbedrag binnenhalen? De jury had het er moeilijk mee, maar uiteindelijk werd het groepje van Mathieu als winnaar aangewezen. Ze werden geprezen om hun oplossingen, de werkgroepen die ze in het leven wilden roepen en de gelikte presentatie. Daar kon iedereen wel mee leven. De nummer twee was moeilijker aan te wijzen. Dat dat uiteindelijk het groepje werd van Marloes, de stud van de klas, vond niet iedereen even terecht. Ik had graag gewonnen en ik was een beetje teleurgesteld dat het niet was gelukt. We waren immers het enige kwartet, dus we waren op voorhand favoriet.

Die teleurstelling duurde niet heel lang. Bij de afsluitende borrel telde er maar één ding: afscheid nemen, want het was de laatste keer dat we als groep bij elkaar waren. Er werd een groepsfoto genomen, waarna de winnaars met hun malle hoedjes werden gefotografeerd. Het was ook het moment dat we de cijfers kregen. Als laatste kregen wij ons cijfer. We kregen een mooie 7½, net zoveel als de nummer twee. Onze begeleider, Mark B., was zeer te spreken over de hydrologische berekeningen. Hij waardeerde het enorm dat we er extra diep op in waren gegaan. Aan de andere kant was het verslag wel rommelig. De conclusie was dan ook dat sommige dingen erg goed waren en andere dingen erg matig. Met het eindcijfer was ik meer dan tevreden. In een poging verstandig te blijven, hoorde ik het relaas van hem en Mathilde M. aan en hield ik m’n bek dicht. Dit was zeker niet het juiste moment om overal tegen aan te gaan trappen.

Ondertussen waren de eerste studenten al bezig met de terugreis. De rest stond nog op het “balkon” naar de ondergaande zon te kijken. Mark B. merkte op dat het bijzonder helder was. Hij wees naar een berg die vlakbij leek te staan. “Die berg daar, die is 25 kilometer hier vandaan.” Ik kon het niet geloven. De voet van het ding leek zo ongeveer naast het universiteitsgebouw te beginnen. En hij zag er zo scherp uit. Even verderop stond het Adelaarsnest te schitteren. Het was dat m’n fototoestel vol zat, anders had ik ‘m wel meegenomen en had ik prachtige foto’s kunnen maken. Nu deed Rolex het met zijn mobieltje.

Het was ondertussen laat geworden en we zouden lekker pizza eten. 25 pizza’s werden besteld en ze zouden gewoon bij het universiteitsgebouw worden afgezet. Het duurde en duurde maar voordat ze kwamen. Niet zo heel gek. Een Italiaan moet z’n handen vol hebben gehad aan zijn halve jaaromzet.

Toen de dingen er eindelijk waren, kregen we te horen dat we de uni over een halfuur moesten hebben verlaten. Ondanks het slechte zicht had iedereen een goede pizza. Enthousiast begon ik de mijne te verorberen. Tegenover me zat weer eens Nadine, met naast haar Niels. Ze zat er doorheen, want haar groepje had geen cijfer gekregen. Het was volgens haar allemaal de schuld van haar teamgenoten, die de hele week weinig hadden uitgevoerd en wat ze hadden gedaan was ook nog eens waardeloos. Kortom: ze had zo’n beetje alles zelf moeten doen en het was nog niet af. Niels zat haar maar te troosten.

Ook Rolex was ontevreden over het verslag. Hij had niks aan te merken op de beoordeling, maar des te meer op het verslag. Dat was onvolledig, nog lang niet af. Bad luck & bad time-management. Rolex ging met de rest van ons reisgroepje aan de andere kant van de stad eten. Dat was hem de vorige keer namelijk goed bevallen.

De pizza’s waren bijna op en we moesten het balkon verlaten. Gauw werd de boel opgeruimd en vertrokken we. Voor velen was het de laatste keer naar de JUFA. Iedereen was moe, maar desondanks gingen we weerwolven. Daarbij was ik nog een keer de wolf, maar blijkbaar had Martijn dat aan me afgelezen. Ik kon nog net de burgemeester (“Of moet ik zeggen: Wolvenmeester?”) wegstemmen, daarna werd ik zelf weggestemd. Er was ook nog een primeur: Mark B. deed het spel voor het eerst. Hij was niet de enige die tijdens de “slaaprondes” echt in slaap viel.

Langzaam maar zeker vertrokken er weer groepjes, die kennelijk geen bezwaar hadden om ‘s nachts te rijden. Het veldwerk was voorbij en daarmee kwam praktisch een einde aan drie jaar Aarde en Economie. Een stil einde.

Donderdag 29-04
De mensen die overbleven gingen voor de laatste keer naar hun kamer. Er was een raar euvel in de kamers: er was geen water meer. Een aantal dagen van tevoren was aangekondigd dat er onderhoudswerkzaamheden aan de waterleiding waren, maar als het dan eenmaal zover is, kun je er toch lelijk door verrast worden. Hoe reinig je je tanden dan nog? Hoe les je je dorst?

De waterschaarste beperkte zich tot de “stille” uurtjes rond middernacht, waardoor Rolex ‘s ochtends weer vrolijk kon douchen. Ik bleef nog in bed liggen, maar ik werd uit m’n bed geklopt door Thomas S. Hij murmelde iets over formulieren, maar ik had geen flauw idee waar hij het over had. Ik ging maar weer liggen en toen klopte Le Snelle aan. Hij kondigde het vertrek van zijn groepje aan. Hij was alweer weg toen Rolex eindelijk onder de douche vandaan kwam. Hij wist welke formulieren er werden bedoeld en hij legde ze maar op de gang neer, zodat ze konden worden opgehaald. Dat is echter nooit gebeurd.

Terwijl de schoonmaakster in de kamer naast ons bezig was, gingen wij er ook maar uit. De koffers werden bij de balie achtergelaten. Ik kon m’n teamgenootjes ook uitzwaaien. Zij zouden met de trein gaan. Wij, Rolex, Emporio en ik, moesten nog een tijdje wachten. Pas om een uur of vijf zou het vliegtuig vertrekken. Rolex ging nog bij een kasteel kijken, waardoor ik achterbleef met Emporio en Jan Willem. JW moest nog op een vriend wachten, die een klus in de buurt had en toevallig op precies deze dag naar huis moest.

Eerst gingen we maar de stad in. Emporio ging wat souvenirs kopen. Ik geloofde het allemaal wel. In de Spar besloot ik maar de huismerkijsthee te kopen. Daarmee kon ik mijn dorst lessen en belangrijker nog: ik kon de fles naderhand nog vullen met water. Tijdens de wandeling hadden we het voornamelijk over schoolgerelateerde zaken, zoals de excursies van het vak Kwartairgeologie. Verder vroeg ik JW hoe hij vond dat het veldwerk gegaan was. Ik vertelde er maar bij dat Nadine niet zo blij was met hem. JW vertelde dat hij pas in de laatste dagen scherp kreeg waar de opdracht over ging en dat ‘ie toen pas wat kon gaan doen.

Eenmaal terug bij de JUFA, richtte hij zich tot het opperwezen. Ik wist helemaal niet dat hij zo gelovig was. Met Emporio erbij ging het onderwerp dan ook snel naar die richting. Vertwijfeld vroeg ik me af of ik heel religieus Nederland onderhand niet ken. Tja, wat wil je ook als je naar de VU gaat. Maar toch, ik vond JW helemaal niet iemand die je in een kerk zou verwachten of zo. Hij toonde zich echter begripvol toen ik dat zei. Vervolgens evolueerde (!) het onderwerp naar de Oerknal. Dat is meer mijn domein. Ik heb niet voor niets het boek “Voor de oerknal” in huis gehaald.

Bij dit onderwerp werd me op het hart gedrukt dat ik god niet moest zien als een of andere ouwe vent, maar meer als een soort energie of iets dat niet tastbaar was. Voor mij is het in het leven roepen van een schepper om het ontstaan van het heelal te verklaren een theorie die mank gaat, want wie heeft die schepper geschapen? Je lost het probleem van het bestaan van het heelal er niet mee op, maar je creëert alleen maar een groter probleem.
Gelukkig kon ik daarna een interessanter onderwerp aansnijden: waarom is er traagheid? Vroeger, op de middelbare school, had ik me dat nooit afgevraagd. Tot voor kort ook niet, maar ik had eens op een middag de behoefte een simulatie te maken en daarbij had ik formules van traagheidsmomenten nodig. Op de Wikipediapagina kwam ik opeens dit interessante stukje tegen. Traagheid is van groot belang voor het heelal zoals we het nu kennen. Zonder traagheid zouden krachten hun maximale uitwerking hebben op objecten, waardoor de geringste kracht in een bepaalde richting het object direct in die richting laat versnellen tot de lichtsnelheid, lijkt mij. Macroscopische objecten als wijzelf, de Zon en de Aarde zouden zich dan niet anders gedragen dan fotonen. Dat lijkt me pas echt eng. Maar goed dat er traagheid is, maar waarom is het er?

Naast deze onderwerpen werd er ook veel teruggeblijkt op de afgelopen drie jaar. Fijne herinneringen werden opgehaald. Over de grote groep waarmee we begonnen, of de eerste excursie. Vanwege de artikelen die ik erover heb geschreven, wist ik er nog redelijk wat over te vertellen, maar JW wist nog gebeurtenissen op te noemen die mij niet waren opgevallen. Zo werden er veel sappige anekdotes verteld over de buschauffeur. Ik trapte af met het verhaal over het kruispunt dat we twee keer voorbijreden en dat ‘ie de volgende dag te laat was, tot ongenoegen van professor Borger. Vervolgens kreeg ik verhalen te horen over de gebrekkige stuurmanskunsten van die man. Zo vertelde JW dat we bij het keren bijna achterover in de sloot waren gereden. Ik zat voorin, dus misschien dat ik het daarom niet zo heb gemerkt. Achterin was het heel anders. Ook werd mij verteld dat die chauffeur niet eens wist hoe je vanuit Friesland naar Amsterdam moest rijden. Of ‘ie de Afsluitdijk wel op moest. :S

Ondertussen zouden wij eventueel naar het vliegveld konden rijden met die vriend van JW. Hij was onderweg en Rolex werd gebeld dat ‘ie op tijd terug moest zijn. Hij was dan ook op tijd en even later kwam die vriend eraan met een kleine Volvo. De VOLvo zat al snel zo vol, dat het niet meer verantwoord was om te rijden. We gingen dus toch maar met de bus. Het vinden van de juiste halte was nog niet zo makkelijk en toen we ‘m eindelijk gevonden hadden, kwam de bus er al aan. Het ding zat echter bomvol en met veel pijn en moeite konden we er nog bij. Gelukkig moesten de vele studenten er al gauw uit.

Het zette me aan het denken. In Nederland probeert met mensen van de auto in de trein (bus) te jagen, in Oostenrijk zou men de mensen juist de bus uit moeten jagen, de fiets op. Zo heeft elk land z’n eigen vervoersproblemen. Toen de studentjes weg waren, had ik eindelijk genoeg plek. Rolex vroeg ondertussen aan zo’n gastje waarom het nou zo druk was. Op dat moment werd ik door m’n pa gebeld. Net toen ik wilde zeggen dat hij het niet te lang moest maken, omdat ik dan geen beltegoed meer had, was de verbinding verbroken. M’n beltegoed was inderdaad op.

Gelukkig waren we toen bij de luchthaven. Bij het zien van de hal dacht ik op de een of andere manier aan Eindhoven Airport. Geen idee waarom, want ik ben er nog nooit geweest. Het was er uitgestorven en om de tijd te doden na het afgeven van de koffers, ging ik nog even tegen Rolex schaken. Had ik dat spel niet voor niets meegenomen. Verder gingen we nog wat rondhangen bij de winkels op de luchthaven. Rolex kocht een paar chocoladerepen tegen woekerprijzen. Als dank kregen wij een chocolaatje van de kassière. Dat was makkelijk verdiend!

Op het dakterras keken we uit op ons vliegtuig. Onze vlucht was de eerste in twee uur. Het weer was zonnig en heel warm. Dat had ik echt niet verwacht voordat ik naar Oostenrijk ging. Ik had juist eerder kou verwacht, maar dit weer sloeg alles. De tijd begon te dringen. Het was tegen vijven aan het lopen, toen we eindelijk aan boord mochten. We zaten achter (en onder!) de vleugel en we keken tegen de rechter motor (plus landingsgestel) aan. Ik was benieuwd hoe een propellorvliegtuig zou vliegen. Toen de motor op vol vermogen ging draaien, begon het toestel te trillen en te beven, maar eenmaal op snelheid ging het heel rustig. Het was dan ook heel rustig in het vliegtuig, want we zouden nog een tussenstop maken op Linz. Aangezien mijn topografische kennis van Oostenrijk op zijn zachtst gezegd matig is, vroeg ik Rolex maar waar Linz ongeveer lag ten opzichte van Salzburg. Hij begon een ingewikkeld verhaal, met een kaart die op z’n kop hing en dat het dan ten zuiden was en bla, bla, bla… Uiteindelijk bleek het ten noordoosten van Salzburg te liggen.

De eerste vlucht was gauw voorbij. Ik zat op de stoel achter Rolex en samen keken wij uit het raam. Beneden was een vriendelijk landschap te zien, dat ons allebei boeide. Het mooie golvende landschap, rivierdalen, wegen, huisjes, kerken en zelfs voetbalwedstrijden hebben we gezien. Emporio, die een paar stoelen verderop was gaan zitten, vertelde dat hij Linz al meteen na het opstijgen had zien liggen. De reis duurde ook maar twintig minuten. Zonder omzwervingen konden we meteen landen. Daarbij vroeg ik me af of een propellorvliegtuig wel kan remmen met de motor. Het antwoord was ja. Ik neem aan dat dit gebeurt door de bladen andersom te draaien. Het effect was in ieder geval enorm: ik werd helemaal uit m’n stoel getrokken.

Om zes uur gingen we opnieuw de lucht in, ditmaal met als eindbestemming Düsseldorf. Door problemen met de stroomvoorziening moest een motor blijven draaien na de landing, zodat we er niet meteen uit konden. Vervolgens reden we met de “SkyTrain” naar het treinstation van de luchthaven. Die Duitsers zijn hun tijd ver vooruit, dat merk je wel. Aan de ene kant konden de mensen eruit, aan de andere kant gingen ze er weer in. Daar was over nagedacht. Het weer was overigens aan het omslaan: tijdens de vlucht zagen we het al steeds bewolkter worden, nu was het helemaal bewolkt. Overigens was het Ruhrgebiet wel indrukwekkend om te zien: het is een enorme aaneengesloten stad. Daar kunnen die dorpjes in Oostenrijk niet aan tippen. Nadat we op het station waren aangekomen, moesten we naar het Hauptbahnhof.

We hadden nog wel even de tijd voordat de Internationale Trein zou vertrekken, dus gingen we maar op zoek naar iets eetbaars. Mijn reisgenoten wilden graag bij de Burger King eten. Daar kreeg ik voor twee euro een paar vette frietjes van een verkoper die ook Nederlands kon. Emporio spoorde ons aan om toch maar op te schieten, want die IT’s stoppen maar heel kort. We kwamen dus op het perron aan. Rolex was nog steeds in een goede bui en terwijl hij vlak voor me liep, sprak hij opeens iemand aan. De wonderbaarlijke dialoog verliep als volgt:

Rolex: “Hé Juval, hoe gaat ‘ie?”
Strange guy: “I don’t speak American English.”
Strange guy: “Go to hell!”

Dat laatste meende ik in ieder geval te horen. Het was een zwerver met een hazenlip, die aan de bierblikjes om hem heen te zien bloed in zijn alcohol had. Desondanks zag Rolex hem aan voor een bekende. Zelfs aangesproken worden wordt tegenwoordig niet meer gewaardeerd. Wel opmerkelijk dat die knakker Nederlands aanhoorde voor Amerikaans Engels. Ach, ik kon er wel om lachen.

Vervolgens gingen we uitzoeken waar we in welke coupé we moesten zitten. Rolex zei dat we naar voren moesten lopen, maar hij bleek verkeerd te hebben gekeken, waardoor we weer terug moesten naar de plek waar we eerst vandaan kwamen. Gek genoeg reed ons treinstel toen alsnog voorbij. Op de terugweg zat ik naast de tassen en koffers. Het weer verslechterde hoe verder we Nederland binnenreden. Eindelijk geen Duitse borden meer. Ondertussen riep de machinist het een en ander om. Ik luisterde aandachtig en ik vond dat het Duits wel heel erg op Nederlands lijkt. Bleek dat die gast gewoon in het Nederlands zat te lullen met een zwaar Duits accent. Het klonk zo grappig toen ik het eenmaal doorhad.

Uiteindelijk waren we om een uur of elf in Utrecht. Het liefst had ik dat m’n ouders me daar ophaalden, maar vanwege de Koninginnenachtactiviteiten dachten ze dat ze daar niet konden parkeren. Dus moest ik met de trein maar naar Naarden-Bussum. Aangezien mijn beltegoed op was, mocht ik via Rolex’ telefoon zeggen dat ik om een uur of half twaalf thuis zou zijn, wat ik overigens altijd al had verteld. Rolex gaf het schaakbord en de stukken nog aan mij, waarna ik het perron op klauterde. Daar zag ik tot mijn schrik dat de trein nog niet op het bord stond. Er stond alleen “niet instappen” en er kwam een trein aan. Een menigte ondervroeg een NS-medewerker of we nou in de trein mochten of niet. Gelukkig verdween het tekstje “niet instappen” en stapte ik in en bleef ik bij de deuren wachten met mijn koffer.

Op het perron zag ik hoe een groot aantal feestvarkens als verzopen katten afdropen. Er waren echter ook herrieschoppers in de trein die met zo’n domme toeter melig gingen doen. Mensen gaan rare dingen doen door alcohol. Ik hoopte maar dat iemand die niet-grappige oranjehooligans op hun nummer zou zetten, maar ook de normale mensen lachten even hard mee. Toen zo’n gast van bovenaan de trap naar mij ging toeteren of ik wakker wilde worden, had ik het gehad en liep ik naar de volgende deur. De trein had al een achterstand op het schema opgelopen en iedere minuut in de trein haatte ik. Anderhalf uur in Nederland en ik had nu alweer een hekel aan het weer en de inwoners. Dan weet je weer wat voor een mieters veldwerk het was.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *