Afgelopen zaterdag viel het doek voor BSG. Zonder te spelen moest het lijdzaam toezien hoe het op de ranglijst werd gepasseerd door achtereenvolgens Blerick en Spijkenisse, die nog een wedstrijd tegoed hadden, waardoor het troosteloos onderaan eindigde in klasse 1B.
Het lot van BSG hing aan een zijden draadje voordat de resterende twee wedstrijden van de vierde ronde van de KNSB-competitie afgelopen zaterdag eindelijk werden ingehaald, drie weken na de eerder al door corona uitgestelde vijfde ronde. BSG was al uitgespeeld doordat het eind november de verre trip naar Brabant had gemaakt, om daar met twee invallers door een tot op de tanden toe bewapende Vianen te worden afgemaakt, de ironie. De druiven waren voor BSG dan ook erg zuur toen bleek dat een verzwakt LSG 2 maar met moeite kon winnen van Blerick en Spijkenisse nipt van Krimpen aan den IJssel won, zodat het aankomend seizoen de tweede klasse onveilig gaat maken.
Na afloop van het lange seizoen is er een hoop om op terug te blikken en over na te praten. De beslissing van de competitieleider om een half gespeelde ronde na de competitie in te halen, verdient zeker niet de schoonheidsprijs. Het was een beslissing die BSG uiteindelijk in een lastig parket bracht, omdat uitgerekend de concurrenten tegen degradatie nog een wedstrijd tegoed hadden. Toch gaat het te ver om de wedstrijdleider de schuld van de degradatie te geven. BSG heeft het vooral zelf laten liggen.
De gedachten gaan vooral terug naar die zonnige middag in februari, toen BSG tegen Krimpen aan den IJssel bijna de hele middag op matchpoint stond, maar uiteindelijk nog verloor. Inderdaad had een overwinning in die wedstrijd achteraf gezien klassebehoud betekend. Het was niet de enige wedstrijd waarin BSG de nodige goede kansen onbenut liet. Iets meer rendement en het seizoen was wellicht heel anders geëindigd, al zal zoiets ongetwijfeld ook voor de andere teams gelden. Uiteindelijk haalde BSG de minste bordpunten binnen en dus is de degradatie helaas terecht.
Het seizoen van BSG
Iedereen was zich er van tevoren al goed van bewust dat het seizoen voor BSG niet makkelijk zou worden. De vette jaren, waarin het team dankzij gulle sponsoren boven in de meesterklasse kon meedraaien, waren voorbij. Het zou met het onthoofde team al een hele klus worden om in de eerste klasse te blijven. Dat bleek, hoewel het competitieverloop heel anders was dan menigeen had verwacht. Bij de bookmakers was het team van Vianen op voorhand huizenhoog favoriet voor de titel, terwijl Spijkenisse bijna gegarandeerd zou degraderen. Beide voorspellingen zijn niet uitgekomen. Kennelijk hadden sommige teams meer last van de schaakloze periode tijdens de coronacrisis, want waar sommige teams boven zichzelf uitstegen, zakten andere teams genadeloos door het ijs.
BSG zat tussen die twee uitersten in en kende een matig seizoen. Het had de pech dat met name de op papier zwakkere teams veel beter presteerden dan verwacht, waardoor iedereen van iedereen kon winnen. Het kwam de spanning in klasse 1B ten goede, maar doordat de teams zo goed aan elkaar gewaagd waren, werd het voor de teams onderin alleen nog maar moeilijker om erin te blijven. Wellicht had BSG het in de sterkere noordelijke eerste klasse, met het loeisterke eerste team van Paul Keres, makkelijker gehad om erin te blijven.
Al met al scoorde BSG bijna geheel volgens verwachting. Niemand stak er echt bovenuit, of viel compleet uit de toon. De Groote Vier (haha) hadden niet hun seizoen, wat goed in hun scores tot uitdrukking kwam: geen van hen scoorde meer dan 50%. De enige uitblinker was Mark Grondsma, die in de 5 keer die hij meedeed ongeslagen bleef en 3½ punt scoorde. Binnen het team vielen de kleine plusjes en minnetjes netjes tegen elkaar weg. Zelfs de behaalde scores liepen netjes in de pas met de ratingverwachting, zoals in de onderstaande grafiek is te zien.
Voor het grootste gedeelte van de grafiek omhelst de zwarte lijn (de werkelijke scores) de blauwe lijn (de verwachte scores), wat impliceert dat de behaalde scores netjes aan de ratingverwachting voldeden. Alleen tegen veel sterkere tegenstanders (de sterk negatieve waarden) scoorde BSG minder dan verwacht. In de 8 partijen wanneer het ratingverschil meer dan 250 punten in het nadeel van een BSG’er was, liep hij altijd tegen een nederlaag op. Dat was niet direct een ramp, want statistisch gezien had BSG uit al die partijen niet veel meer dan een punt moeten scoren.
Dat de scores de ratingverwachting zo goed benaderden, mag gerust een wonder genoemd worden, omdat de ratings dit seizoen amper een voorspellende waarde leken te hebben. Een aantal op papier sterke teams, zoals Vianen en Blerick, bakte er weinig van, terwijl teams als De Stukkenjagers, DSC en Spijkenisse ver boven zichzelf uitstegen, zoals de onderstaande figuur weergeeft.
Op basis van de effectieve ratings (de speelsterktes, rood) die ik na afloop van het seizoen heb berekend, kan er een kop- en een staartgroep worden onderscheiden. De Stukkenjagers, Vianen, LSG 2 en DSC waren duidelijk de sterkste teams. Krimpen aan den IJssel was in zijn eentje de middenmoot en daarna kwamen UVS, Spijkenisse, Paul Keres 2, Blerick en BSG.
Maar hoe kan Paul Keres 2 trots als vijfde zijn geëindigd als het op speelsterkte slechts het achtste team was? Het heeft ermee te maken dat Paul Keres de minste tegenstand van alle teams heeft gehad. Waar alle andere teams tegen een gemiddelde rating tussen de 2150 en 2170 moesten opboksen, lag de gemiddelde rating van de tegenstanders van Paul Keres daar met slechts 2138 een stuk onder. Krimpen aan den IJssel kreeg gemiddeld 30 punten meer te verstouwen, maar scoorde desondanks evenveel bordpunten als de Utrechtse club. De betrekkelijk hoge positie van Paul Keres 2 was dus geflatteerd.
Simulatie
Op voorhand leek het sterke team van Vianen, met grootmeesters als ex-BSG’er Alexander Berelowitsch en Andrey Orlov, de grootste kanshebber op het kampioenschap. Maar hoe groot was die kans precies? Door het afgelopen seizoen in Excel te simuleren, schat ik in dat die kans op voorhand ongeveer 80% moet zijn geweest. Omgekeerd zou Spijkenisse een kans van 85% hebben om eruit te vliegen. Voor BSG zou de degradatiekans 38% zijn.
Hoe anders verliep het seizoen! De Stukkenjagers, met op voorhand een kans van 1% om kampioen te worden, pakten de titel. Zoals Jan Hein Donner zou zeggen: “Het is die ene procent geworden.” In werkelijkheid waren De Stukkenjagers beduidend sterker dan hun ratings weergaven. Op basis van de effectieve ratings zouden hun kampioenschapskansen 29% zijn. Wanneer het seizoen overgespeeld zou worden, zijn ook Vianen (21%), LSG 2 (19%) en DSC (17%) serieuze gegadigden voor de titel.
Omgekeerd is BSG in dit geval de grootste degradatiekandidaat met een degradatiekans van 51%. Gemiddeld eindigt het team op de veilige achtste plaats, een gemiddelde dat vooral omhoog wordt getrokken doordat BSG in enkele simulaties stevig in het linkerrijtje eindigt. Dat had dus ook gekund. Een paar uitslagen die goed vallen, een paar keer een tegenstander treffen die zwak op komt dagen en je bent er al. Dat bewijst het tweede team van Paul Keres wel, dat zich zorgen moet maken als het seizoen overgespeeld zou worden. Met een degradatiekans van 36% is het team er nog slechter aan toe dan Spijkenisse (33%) en Blerick (31%).
Terugkijkend op het seizoen kan dus worden geconcludeerd dat BSG het zwakste team was in een klasse waarin de teams elkaar onderin bijna niks ontliepen. Met een beetje meer geluk of een extra thuiswedstrijd was het team erin gebleven, want het was echt fiftyfifty. Helaas werden de punten net tegen de verkeerde teams gepakt en dus eindigde een seizoen, dat nog zo mooi was begonnen met een overwinning op de uiteindelijke kampioen, in mineur.
Voor volgend seizoen is BSG dus veroordeeld tot het spelen in de tweede klasse, zonder Coen en met een achttal in plaats van een tiental. Maar ook in de wetenschap dat het op een goede dag een meesterklasseteam kan verslaan.