Geen viskraam, wel sardientjes
Dat het SGS-Snelschaakkampioenschap voor clubteams een succes zou worden voor BSG, dat stond van tevoren al vast. Met uiterste krachtsinspanning zorgde Mark P. er in zijn laatste dagen als TC-lid voor dat BSG met maar liefst vier zestallen aan de start van het kampioenschap verscheen. Dat is weleens anders geweest. Helaas had BSG daarmee zijn kruit wel weer verschoten, want echt veel opzienbarends werd er niet gepresteerd. Hetzelfde kan gezegd worden van dit toernooiverslag, waarin alleen de prestaties van het eerste team aan bod komen.
BSG 1, zoals ik het team in het vervolg maar zal noemen (niet te verwarren met het tiental dat in de meesterklasse niet al te hoge ogen gooit), speelde (zoals eigenlijk altijd) in de kampioensgroep. Ook dit jaar was die groep behoorlijk sterk bezet, met grootmeesters Freezo Neighbour en David Smerdon, naast snelschaakspecialisten als Manuel Bosboom. Kortom: dit was geen plaats voor huis-tuin-en-keuken-schakers. BSG 1 kon daar op het eerste bord FM Henk tegenoverstellen. Doordat Lenaard graag tegen zijn vrienden pinda en Hans Böhm wilde spelen, schoof ondergetekende door naar het tweede bord. Had iemand nog een bordje Apenhoofdgehakt besteld? Tom de Ruiter ging de echte confrontaties uit de weg door aan het laatste bord plaats te nemen. Bert Kieboom vond bord 4 wel laag genoeg en Chris Kooijman moest genoegen nemen met bord 5.
Plaats van handeling was Bunburg of Spakenschoten, ik weet nooit precies welke van de twee. We waren in ieder geval te gast bij En Passant, de club van die toren en de lawaaiige visboeren, die zich zowel binnen als buiten de SGS steeds vaker laten horen. Het was overigens niet de eerste keer dat het toernooi bij En Passant werd gehouden en het zal, mocht de toernooiformule ongewijzigd blijven, ook niet de laatste keer zijn. Helaas zijn vooral de visliefhebbers gebaat bij de huidige locatie, want het schaakcomfort liet weer te wensen over. De kampioensgroep kreeg de woonkamer op de begane grond toegewezen. Hoewel de groep uit slechts tien teams bestond, was het behoorlijk krap. Hoe de situatie bij de andere groepen was, kan ik niet uit eigen hand vertellen, maar ik heb gelezen dat het daar wat beter toeven was.
BSG kleurloos
Op naar het toernooi dan maar. De bespiegelingen vooraf waren duidelijk: Utrecht 1 en Paul Keres 1 zouden met de gastheren de dienst uitmaken en de rest moest tegen degradatie vechten (hoewel de degradatieregelingen vrij soepel zijn doordat er altijd wel teams wegvallen, wier plaats dan door de gedegradeerde teams worden ingenomen.) Een plaats in de middenmoot was een verwacht resultaat en dat kwam er ook.
Het toernooi begon mooi met een ruime 4½-1½-zege op Woerden. Op de staartborden was BSG met 3-0 te sterk, de kopborden hielden de zaak slechts in balans. Zelf kwam ik tegen Paul van der Hoeven niet verder dan een soort genaderemise na eerst wel heel goed te hebben gestaan. Toch geen slecht resultaat tegen deze handige speler, maar voor een witpartij was het wel een vrij mager resultaat.
In de tweede ronde speelden we tegen het lang niet zwakke Oud Zuylen. De kleurverdeling was dezelfde als de ronde ervoor, hoewel we nu aan de hele andere (en lawaaiige, want de bargeluiden drongen tot hier door) kant van de zaal zaten. Ditmaal wist ik het witvoordeel wel te benutten. In een Lb5-Siciliaan wist ik twee pionnen te winnen en dat was genoeg om Arie Schwartz (correct me when I’m wrong) te verslaan. De rest van het team was ook op dreef, met alleen een remise voor Kooijman en een nederlaag van FM Henk aan het hoogste bord. Het werd dus opnieuw 4½-1½; we hadden de koplopers nog in zicht.
Tegen aartsrivaal HSG ging het echter lelijk mis. Slechts twee BSG’ers kwamen op het scorebord voor: Bert Kieboom pakte zijn derde puntje op rij, terwijl Lenaard met een stuk minder een tactisch remiseaanbod plaatste tegen zijn boezemvriend pinda. Zelf kwam ik al spoedig in de opening onder druk te staan. In een toreneindspel dacht ik een geweldige truc te hebben die de partij zou winnen, maar de grap werd doodsimpel weerlegd. Gelukkig kon ik er zelf nog de humor van inzien… De wedstrijd eindigde opnieuw in 4½-1½, maar nu voor de andere kant…
Vervolgens kregen we achter elkaar de drie topploegen. Vooralsnog hadden alleen Bert Kieboom (3 uit 3) en Tom de Ruiter (2 uit 3) een plusscore. De rest moest maar hopen dat ze niet al te veel demotiverende nullen zouden happen tegen de ratingkanonnen. Tegen Paul Keres viel aan dat lot niet te ontkomen: er werden zes nullen gepakt. Ik was nog lang bezig met USF-webmaster Xander Wemmers. Hoewel ik in het eindspel flink werd overklast, had ik het vervelende gevoel dat er meer had ingezeten. Een mooi moment om aan de pauze te beginnen.
Na de pauze ging het tegen Utrecht iets beter: het werd weer eens 4½-1½, dankzij een overwinning van Kooijman en een remise van De Ruiter. Zelf speelde ik tegen een van beide Willemzes (de enige die aanwezig was, maar ik haal die namen altijd door elkaar, dus ik durf niet te zeggen wie het nou was) en dat was niet best. Lang nadenken, vanaf zet 5 een kutstelling en uiteindelijk helemaal de vernieling in gespeeld. Dat werk dus. Afgeslacht worden door leeftijdsgenootjes in Eindhoven (waar gelijktijdig het NK Rapid werd gespeeld) klonk ineens niet zo slecht meer…
Het team wist de stijgende lijn door te zetten door maar met 4-2 te verliezen van En Passant. Er waren nog tijden dat we van dit team wonnen, maar zonder Carlier gaat het ze toch een stuk beter af. Zelf mocht ik tegen snelschaakkoning Bosboom. Het was eigenlijk een vrij normale partij, totdat hij met zijn typische plannetjes kwam. Ik was een beetje verbaasd dat hij de nodige winsten miste, waardoor ik in tijdnood misschien nog met een remise had kunnen ontsnappen. Het mocht niet zo zijn. Ik verloor voor de vierde keer op rij en daarmee had ik tot mijn spijt geen resultaat gehaald tegen de “grote drie”, hoewel me dat vast vergeven is. Lenaard behaalde zijn persoonlijke doel wel: hij won van Hans Böhm. Zijn toernooi was dus helemaal geslaagd. Ondertussen was FM Henk bedroefd over zijn toernooi: zijn score was 1 uit 6. Hij beweerde dat ik dat niet slechter had kunnen doen. Tom de Ruiter won weer en stond als enige BSG’er boven de vijftig procent. Dat maakt de opstelling voor volgend jaar wat makkelijker: ik dus op bord één en De Ruiter op 6.
Na de drie sterkste teams te hebben gehad, eindigden we het toernooi tegen de zwakste teams. Tegen Utrecht 2 werd maar net gewonnen: het werd 3½-2½. De overwinningen van FM Henk (eindelijk weer) en ondergetekende werden gecompenseerd door de nullen van Lenaard en Kooijman. Tom de Ruiter had weer eens gewonnen en toen hing alles af van Bert Kieboom, die nog maar een paar seconden op de klok had. Wonder boven wonder verdwenen de stukken van het bord en met nog twee seconden op de klok kon hij wits laatste pion slaan. Perfecte timing, Bert!
De wedstrijd tegen Paul Keres 2 kende bijna hetzelfde scenario. Zelf won ik van Anton Rosmuller, die me vervolgens met complimenten overlaadde. Lenaard won ook en ook voor Henk werd een streepje ingevuld. Dus werd Kieboom aangeraden remise aan te nemen in een remiseachtig toreneindspel waarin beide spelers nog maar een halve minuut bedenktijd hadden. Dat deed hij niet, maar toen er nog wat pionnen waren geruild, bood hij remise aan, wat werd aangenomen. Door de remise van De Ruiter en de nederlaag van Kooijman hadden we met 4-2 gewonnen. Fout. Henk had helemaal niet gewonnen. Hij had verloren. 3-3 dus, maar wat een slinkse actie van teamleider Lenaard, die een mogelijke verliespoging van Kieboom verijdelde, terwijl we er ook bijna een onterecht matchpunt bij hadden gekregen.
Het toernooi werd afgesloten tegen Moira-Domtoren. Het was de enige wedstrijd waarin alle BSG’ers ongeslagen bleven. Naast de overwinningen van FM Henk en De Ruiter won Lenaard door zijn tegenstander in het uitvluggeren schaak te zetten, wat deze arme man niet doorhad. Ikzelf bleef achter met een remise in het Schots tegen Tjerk Hacquebord. Ook Bert Kieboom (die zijn derde remise op rij boekte) en Kooijman remiseerden, wat de eindstand op 4½-1½ bracht.
Kwantiteit, geen kwaliteit
Na afloop van de prijsuitreiking bleef ik nog kijken naar de snelschaakduels tussen de En Passant-spelers Freezo (die slechts 4½ punt scoorde) en Bosboom, om vervolgens snel naar huis te gaan. Paul Keres had het kampioenschap uiteindelijk gewonnen, voor En Passant en Utrecht. BSG 1 was zesde geworden. Op de terugweg leerde ik dat de andere teams van BSG het ook niet zo denderend hadden gedaan, waarna het onderwerp zich verplaatste naar welke BSG’ers er niet waren. In ieder geval had BSG indruk gemaakt met het aantal spelers dat ze wisten op te trommelen voor deze gelegenheid, hoewel die spelers op het bord weinig indruk hadden gemaakt. Daarom hier de (individuele) resultaten van BSG 1:
Henk 3
Jip 4
Lenaard 4½
Bert 4½
Chris 3
Tom 6
Totaal: zesde met 25 bordpunten en 9 matchpunten.