De stad in

Eten, slapen, ziek zijn, zo zag mijn eerste week in China er ongeveer uit. Dat zijn inderdaad dingen die je ook prima thuis kan doen. De afgelopen week is wat meer cultureel verantwoord geweest, met tripjes naar musea en natuurlijk die panda‘s.

Chengdu is een grote stad die echt voor de auto gemaakt is met al die brede wegen. De wegen worden onveilig gemaakt door veel van diezelfde rijdende klonten die je in Nederland vaak ook ziet, maar daarnaast zie je ook opmerkelijk veel auto’s met kofferbakken. Grappig genoeg zie je dan weer nergens Fiat Panda’s. Als er al auto’s uit Europa komen, dan zijn het bijna alleen maar Duitse merken. Wel zijn opmerkelijk veel auto’s zwart of wit in de pandastad. Tel daar nog wat aftandse bestelbusjes, vrachtwagens en van die onmogelijke driewielers bij op en je hebt een redelijk idee van het straatbeeld.

Die straten mogen nog altijd niet onveilig gemaakt worden door Xiaomei. Na de nodige nummertjes te hebben getrokken kwam ze erachter dat ze geen afspraak voor het theorie-examen had gemaakt, maar slechts een afspraak om een afspraak te maken. Morgen mag ze het theorie-examen dan eindelijk afleggen. Duimen dat er dan een einde aan deze klucht komt.

Het betekende ook dat we de rest van de week afhankelijk waren van het openbaar vervoer. Doorgaans hebben grote steden een fijnmazig metronetwerk, zo ook Chengdu. Wanneer je echter in een uithoek van de stad woont, moet je eerst dat metronetwerk nog zien te bereiken. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld lopend. Gelukkig was er ook nog een bushalte dicht bij huis waar af en aan bussen stopten. Maar welke bus moesten we hebben? De dienstregeling was er alleen in het Chinees. Volgens Xiaomei moesten we lijn 3 hebben, maar toen bus 113 voor de tweede keer langsreed, zei ze dat die ook een aansluiting op het metronetwerk had.

Zoals verwacht kwamen we in de middle of nowhere uit…

Na een stevige wandeling hadden we dan toch een metrohalte gevonden. Zoals alle stations zag het er goed onderhouden uit, met gladde, glimmende vloeren. Waar je wel aan moet wennen, is dat je bagage bij het inchecken steeds gecontroleerd wordt.

Alsof je op de luchthaven staat.

Nadat de beveiliging even aan Xiaomei d’r drinkfles had geroken en ervan overtuigd was dat het slechts drinkwater was, konden we weer verder. Wat eveneens een veilig gevoel gaf, was dat de metro door middel van een doorzichtige muur van het perron afgescheiden was. Pas wanneer de metro stilstond, gingen de deuren open en kon je naar binnen. Dat zouden we in Nederland eigenlijk ook moeten hebben.

Eenmaal terug boven de grond gingen we eerst maar lunchen. Xiaomei bestelde vrij flauw smakende noedels voor me, omdat ik nog steeds niet helemaal over mijn verkoudheid heen was. Ze hadden alleen geen normaal bestek, dus moest ik het spul met stokjes proberen naar binnen te werken. De afgelopen jaren heb ik in dat opzicht weinig vorderingen gemaakt, maar desondanks lukte het me enigszins om al die slierten beet te pakken en naar m’n mond te sleuren.

Het eerste museum van de vakantie was het Sichuan Museum, het museum over de provincie zelf. De begeleidende teksten waren wel bijna alleen maar in het Chinees, waardoor het voor mij moeilijk was om er veel van te volgen. Het ging vooral over de geschiedenis van Ba en de Shu, twee staten in het oosten van het huidige Sichuan die zo’n 300 jaar voor onze jaartelling door de Qin (“Tsjien”, waarvan het woord China afgeleid schijnt te zijn) veroverd werden.

Een goed begin, maar helaas ontbrak de vertaling in het vervolg.

Om de een of andere reden was ik die dag zo gammel dat ik amper op m’n benen kon staan. Na nog even met Xiaomei een uiltje op een bank te hebben geknapt, ging het beter en wisten we voor sluitingstijd het meeste van het museum te zien. Op zoek naar een geschikt restaurant hadden we last van een euvel dat ons op de heenweg ook parten had gespeeld: een slecht richtingsgevoel. Na veel geslenter kwamen we uit bij een vreetstraat onder de grond, in de buurt van een metrohalte. Daar maakte ik een broodje soldaat, terwijl Xiaomei haar noedels met mij deelde.

Na een lange metrorit waren we weer terug bij Wangcong Temple, door het Engelse bandje steevast aangekondigd als “Wangkong Temple”, het eindpunt van lijn 6. De bussen reden ondertussen al niet meer, dus regelde Xiaomei een taxi (of eigenlijk een Didi, een taxidienst waar mijn oud-collega Jamie in een grijs verleden al eens onderzoek naar had gedaan). Binnen enkele minuten waren we weer thuis (en een paar euro lichter, werkelijk waar alles is hier spotgoedkoop).

Het voetgangerslicht met een half mannetje.

Op vrijdag gingen we naar het Chengdu Museum. Ditmaal hadden we de beschikking over een audiotour, waardoor ik de tentoonstelling wat beter kon volgen. Ook nu ging het veel over de Ba en de Shu (dat spreek je inderdaad ongeveer als “shoe” uit, maar dan met een oe-klank die eerst daalt en daarna stijgt). Het was alleen wel een hele zoektocht om dezelfde volgorde als in de audiotour aan te houden. De verlichting in musea is om begrijpelijke redenen slecht, en daarbij komt dat de inrichting van de zalen niet altijd even intuïtief is. Aan het eind van iedere verdieping was een winkeltje en een gastenboek, waar ik steeds weer iets over de audiotour in schreef.

Omdat het vrijdag was, was het museum lang geopend. Dat kwam mooi uit, omdat Xiaomei had afgesproken met een oud-klasgenoot, Shiyan. Ze moest die dag werken en zou uit haar werk naar het restaurant komen waar we hadden afgesproken. Dat restaurant bleek echter vol te zitten, dus gingen we maar bij een ander hotpotrestaurant ons geluk beproeven. Nadat we iets gevonden hadden, moesten we op Shiyan wachten. Xiaomei gaf het volgende, zeer bruikbare signalement mee:

  • 1.65 meters
  • Narrow face
  • Pretty

Gelukkig hoefden we haar niet te zoeken, omdat ze letterlijk drie tellen later voor onze neus stond. We konden meteen door naar de bovenste verdieping van het restaurant, waar een enorme wok al voor ons klaarstond.

Hotpot.

Het binnenste badje was voor mij, terwijl de dames hun eten in de buitenste ring gingen bereiden, met meer kruiden en andere lompe zooi (garnalen en zo). Na een lange avond konden we weer met de metro en met de taxi terug naar huis, om de dag erna weer vroeg op te staan (“Qi lai!”, zoals ze in het Chinees zeggen) voor de panda‘s. Het pandareservaat ligt iets buiten de stad op een heuvel. Hoewel er bussen naartoe gaan, besloten we het hele stuk te lopen. Bovenaan besloot Xiaomei meteen pandaoren en een pandaknuffel (die ik Yayo noemde, als tegenhanger van Yaya, die zich ergens in het verblijf zou moeten ophouden) aan te schaffen, waar ze overigens meteen alweer spijt van had.

Bovenaan stond ook Shiyan, die samen met ons de panda’s zou bekijken. Het duurde nog wel even voordat we die bamboevreters dan ook echt gevonden hadden. Tegen het eind van de ochtend lagen ze allemaal nog op één pandaoor en waren dus amper zichtbaar vanaf de paden die op een onnavolgbare manier om hun verblijven kronkelden.

Een weg langs de pandaverblijven.

De binnenverblijven waren opmerkelijk genoeg nog toegankelijk voor het publiek, hoewel ze onbewoond waren (alleen in de zomer zitten die panda’s erin). Dat schoot dus ook niet zo op. De dames knoopten een praatje aan met een verzorger. Ik kon er natuurlijk geen touw aan vastknopen, maar ik begreep later van Xiaomei dat Yaya hier helemaal niet was, maar in Peking. Huahua, de andere panda in het stripje, zou hier wel ergens rond moeten hangen, al werd het me niet helemaal duidelijk waar. Ach ja, alle panda’s lijken op elkaar, dus echt veel maakt het allemaal ook niet uit. Pas na het middaguur wisten we een glimp van een panda op te vangen.

Een panda.

Na een voedzame, doch niet al te hoogstaande lunch achterover te hebben gedrukt, ging ik bij Xiaomei om iets te drinken zeuren. Opeens viel mijn oog op een meisje met een panda-ijsje. Xiaomei vroeg haar daarom maar hoe ze aan het ijsje was gekomen, waarna het meisje naar binnen wees. Even voorbij ons restaurant maakten ze inderdaad panda-ijsjes en ik wilde er ook een.

Een panda-ijsje.

In de middag waren de panda’s iets actiever en konden we toekijken hoe een panda een bosje bamboe zat weg te knagen. Het leukste was natuurlijk om die beesten te zien stoeien. Vooral de jongere panda’s zaten elkaar flink in de haren. Al rollend kwamen ze onderaan hun verblijf tot stilstand, waarna ze in elkaars neus gingen bijten.

De toch wel lange dag werd afgesloten in een Zuid-Koreaans restaurant. Omdat we niet hadden gereserveerd, moesten we eerst nog een half uur wachten. Op het diner stond een heleboel vlees, omdat het een soort barbecue was. Alleen werd er nu voor ons gebarbecued. Een juffie stond bij ons steeds het vlees om te keren totdat het goed gaar was. Na afloop was ik goed gaar en namen we bij de metro afscheid van Shiyan.

Gisteren stond er opeens een familiedagje op het programma, ditmaal bij een andere boerderij. Zelf was ik nog altijd niet de oude, dus heb ik na de lunch, nadat ik weer een partij gore medicijnen had weggeslikt, even een uiltje geknapt in het helemaal niet zo fletse novemberzonnetje. Lemon, het witte hondje, probeerde achter het hek te schuilen voor de koperen ploert. Het diertje zat aangelijnd en zal zich wel verveeld hebben, dus ging ik ‘m maar aaien. Als dank zat hij steeds met z’n kleine snuit in mijn hand te bijten en liet hij drie aarskroketten voor ons achter.

Lemon, de witte hond.

Nadat Xiaomei haar biografie had opgestuurd, gingen we naar de school van Fang, waar ze Chinese les gaf. Ik meende uit wat er tegen me gezegd werd op te maken dat het ding op loopafstand van de boerderij lag, maar uiteindelijk gingen we met de auto naar de leerfabriek. Ondanks dat het zondag was, was er een mannetje dat het hek voor ons opendeed. Na een beleefd “Xie xie” werd de auto midden op het terrein geparkeerd. Zo ziet het schoolgebouw er van de buitenkant uit:

De linkerkant van het gebouw.
…en de rechterkant.

Het gebouw bestaat uit niet meer dan zes klaslokalen en de gangen zijn gewoon open (er zitten geen ruiten in of zo). Het is overigens een middle school, wat ongeveer de onderbouw van de middelbare school bij ons is. De klaslokalen zijn vrij fors en bieden plaats aan ruim 40 leerlingen. De bureaus lijken verder op de bureaus die we op de basisschool hadden. De campus (of hoe je het ook wil noemen) is behoorlijk groot voor de geringe leercapaciteit van de school. Ook staan er de nodige imposante gebouwen op, zoals het onderstaande gebouw, dat fungeerde als museum (met alleen één wandtekening en een projector).

Een museum.

Verderop was een atletiekbaan, met in het binnenterrein een aantal baskets en aan de buitenkant natuurlijk een rij tafeltennistafels. Helaas hadden we geen batjes of pingpongballen meegenomen, dus konden we er alleen maar naar staren.

Tafeltennistafels.

Na nog wat foto’s te hebben genomen en bij een apotheek langs te zijn geweest, konden we weer aanschuiven voor het diner. Terug naar huis stonden we nog een tijd in de file, waarna de auto bij de ingang, voor een andere auto, werd achtergelaten. Vandaag was dan de balansdag waar ik hard aan toe was. En dat was het!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *