Excursie

Op veler verzoek heb ik besloten om iets te schrijven over de excursie die ik vorige week had. Het begon allemaal op een… vrijdag!

Vrijdag 28-09
Op deze vrijdagmorgen begon de excursie eigenlijk al. Vlak bij het Centraal station is een informatiecentrum over de noord/zuidlijn. Om tien uur ‘s ochtends kwam iedereen van Aarde en Economie bij elkaar. Ik was ruim op tijd vertrokken en had het nog gevonden door sneaky achter iemand aan te lopen.
Er was heel wat te bezichtigen in dit “museum”. Er waren allemaal maquettes en verder waren de muren ook helemaal volgeklad met informatie. De groep werd door de docenten rondgeleid. Ik zat in de groep van Bruinsma, een grijzende man die wel leuk kan vertellen. Wat me het meeste bijbleef was een plattegrond waar met lampjes was aangegeven hoe lang verschillende voertuigen er over deden om van noord naar zuid Amsterdam te gaan. Met de metro duurde het iets van een kwartier dacht ik. Met de fiets drie kwartier en de rest lag er zo’n beetje tussenin.
Daarna kwam nog een lezing, waarbij ik half in slaap viel. Vervolgens nog een soort rondleiding en daarna waren we vrij om te gaan.

Maandag 01-10
De trip naar de noord/zuidlijn had eigenlijk op deze maandag moeten plaatsvinden. Echter, op maandag was het informatiecentrum gesloten. Daarom was er nu les over de excursie. Echt veel is me er niet van bijgebleven. Volgens de eerder genoemde Bruinsma konden we tot elf uur in de VU blijven. Gelukkig was ‘ie ruim voor vijven weer klaar en kon ik opgelucht naar huis.

Dinsdag 02-10
Dinsdag was de dag dat het ging gebeuren. Ik had de wekker gezet om 6.20 uur, waarna ik door m’n ma gebracht werd naar het station. Vervolgens reed ik met de trein naar Zuid. Ik moest daarbij nog een keer overstappen, maar m’n koffer op wieltjes en ik kwamen op tijd aan.
De bus zat bijna helemaal vol. Niemand wilde naast mij zitten, maar dat vond ik niet heel erg. Je bent veel meer beperkt in alles met iemand naast je.
Bij het binnenstappen moest iedereen wat kaarten en formulieren pakken. Het ene blad was het programmaboekje met tig kaarten, waar we later nog paginanummers in moesten schrijven. Verder een pakket kleurenkaarten en een pakket ouwe kaarten in A3-formaat. M’n tas zat aardig vol en ik moest het er maar bij proppen.
De busreis ging eerst in zuidoostelijke richting. We reden over de Utrechtse heuvelrug. Er werden allerlei dingen over verteld, over hoe het ontstaan was en zo. De eerste excursie was naar een waterbedrijf.

Waterbedrijf Fikkersdries Vitens
Dit waterbedrijf gebruikte grondwater. Vanwege de ligging bij de stuwwallen, konden ze water oppompen uit een “tweede laag”. Dit kwam omdat allerlei slecht doorlatende lagen als dakpannen over elkaar lagen. Hierdoor waren er meerdere lagen grondwater. De eerste laag was het gemakkelijkst te vervuilen, waardoor ze de tweede laag aftapten. Er werden nog meer dingen gezegd, zoals de prijs van water: €1,34 per kubieke meter. Volgens die man die de lezing gaf maakte het bedrijf maar een paar cent per kubieke meter winst, maar dat was volgens de docenten niet zo.
Daarna was er nog een “demonstratie met peilbuizen op verschillende dieptes”, maar dat was vrij saai. Toen verlieten we het waterbedrijf en de boom met prachtige rode bladeren.

Betuwelijn
Vervolgens reden we nog naar een deel van de beruchte Betuwelijn en ging die professor Borger uitleggen waarom de Betuwelijn was aangelegd. En dat terwijl die Bruinsma maandag nog had laten zien dat het project financieel niet haalbaar was.

Lezing KAN-bureau
Daarna kwamen we in Nijmegen, waar gesproken werd over het kerngebied Arnhem-Nijmegen. Deze regio, die twintig steden omvat, is de laatste jaren veel verstedelijkt. Bruinsma had het over generaals die naar alle kanten oprukten. Elk gebied tussen de steden werd volgebouwd. Nu komen de problemen. Dit komt door de Waal (als ik het goed heb), die bij hoge waterstanden problemen geeft bij Nijmegen. Nijmegen, dat op een stuwwal (!) ligt, is nog wel veilig, het dorpje aan de overkant van de rivier niet. De rivier is daar op zijn smalst en dat zorgt ervoor dat de gebieden daar achter last kunnen krijgen van het water. Daarom wilde men het water een uitweg geven door een bypass te graven ten noorden van dit plaatsje. Helaas was men daar net bezig een nieuwe wijk neer te zetten…
Een andere oplossing was het onder water zetten van de Ooijpolder. Daar zitten die mensen niet echt op te wachten en een dijk om de bebouwing heen is ook niet alles.
Daarna gingen we nog naar een of ander cafe, waar een ouwe man ons toesprak. Hij had het niet zo op die natuurbeschermers, die allerlei rare beesten uitzetten. Verder was het wel een grappige speech, maar het begon te vervelen, al die sprekers.
Vervolgens werden we de blubber ingestuurd bij de Waal. M’n schoenen zaten onder de klei. Het weer was somber en behalve naar een saaie rivier kijken was er niets te doen. Daarna gingen we eten en naar de jeugdherberg, de “stayokay”, zoals dat tegenwoordig heet. Het eten was okay, een hele geruststelling. De buschauffeur reed daarna nog tig keer om (we zagen een paar keer dezelfde afrit) en om kwart voor negen kwamen we aan. De chauffeur mocht overigens tot acht uur rijden, hoorde ik.

Woensdag 03-10
We moesten weer vroeg op. Ik had geen wekker gezet (ik sliep ook helemaal alleen), maar toch werd ik om een uur of kwart over zeven wakker. Dat was vroeg genoeg. Ik maakte m’n kamertje in orde en was op tijd voor het ontbijt en voor de bus. De bus kwam echter te laat aan. De chauffeur bracht de nacht elders door en mocht pas om half negen rijden. Toen stond hij in de file en bla, bla, bla… en kwam hij bijna een half uur te laat. Professor Borger was erg kwaad, wat hij de arme chauffeur ook direct duidelijk maakte. De professor zei iets als dat hij te schande gemaakt werd of zo. De dag was zeer strak gepland en dan helpt het niet als je al meteen met een achterstand begint.
De hele week zou in het teken staan van “wielen”. Een wiel is een meertje dat ontstaat als een dijk doorbreekt, waarna het water er met zo’n vaart uitspuit, dat het een gebiedje helemaal wordt uitgeslepen. Hier ontstaat dan een rond meertje, dat niet zo groot is, maar wel heel diep. Daarom wordt de dijk er omheen gelegd, waardoor de dijk kronkelig wordt.
Tijdens de excursie werd het een soort sport om zoveel mogelijk wielen te vinden. Dat leverde ook wel grappige momenten op, als iemand een sloot aanwees als wiel en dat soort dingen.

Openluchtcollege
De eerste activiteit was een soort openluchtcollege vlakbij een snelweg. Het ging een beetje over de ecologie in een beek. Later reed de spreker nog naar
wat andere plekken toe over de smalle kronkelweggetjes. De logge bus volgde met moeite. Op het laatst was nog een bovenradsmolen te zien. Volgens de professor wekte het ding amper energie op. “Men was wanhopig om energie te krijgen.”

Raadzaal
Vervolgens gingen we naar Kampen, een stad die veel met wateroverlast heeft te kampen. Zeker als ze meer water naar de IJssel sturen (Om Nijmegen te ontzien), wordt het daar een lastig verhaal. Maar ook Kampen heeft plannen voor een bypass. Er kwamen maar liefst zes (!) scenario’s om het allemaal in te richten. De zgn. Hanzelijn moest nog gewoon gebouwd kunnen worden en de uitbreiding van de stad moest gewoon door kunnen gaan.
Ik ben benieuwd hoe het gaat worden.

Noordoostpolder
Vervolgens reden we over de buitenste dijk langs de Noordoostpolder. Het was eerst nog de bedoeling de Weerribben te bezichtigen, maar vanwege het brakke weer ging het niet door. Wel gingen we nog wat rampenstampen in een of ander bos in het noorden van de polder. Er was een of andere burcht of zo, waar niks mee gedaan werd.

Woudagemaal
De laatste activiteit van de dag was het bezoeken van het Ir. D.F. Woudagemaal, in zuid-Friesland. Het gemaal schijnt het grootste stoomgemaal ter wereld te zijn en het werkt al 87 jaar. Het gemaal is vooral bedoeld om water weg te pompen als dat in Harlingen niet kan, heb ik begrepen. Vroeger, voordat de Afsluitdijk er was, waren er nog getijden bij het Woudagemaal. Daarom waren er grote deuren in het water, om de stormvloed tegen te houden. Nu zijn ze dus overbodig.
Overigens had de spreker, inmiddels alweer 76 jaar oud, nog een “geweldig” idee hoe de bodemdaling kon worden gestopt: door de grond te injecteren met zwavelzuur. De kalk verandert dan in gips, dat twee keer zoveel ruimte inneemt. “Maar mensen laten zich teveel leiden door emoties!”, riep hij dan. Na de preek gingen we nog een kijkje nemen bij het gemaal. Helaas heb ik het niet werkend gezien.
In de bus vertelde Mark B, een andere begeleider, dat het idee van de grond injecteren een zeer dubieus idee was. De grond zet alleen uit op de plek waar je het injecteert en dat soort argumenten. Ik was wel overtuigd. Ik vond het wel grappig om te horen.
Na het bezichtigen van het gemaal gingen we richting Groningen, Scheemda, om te overnachten.

Donderdag 04-10
Na een waardeloze nacht in het bovenste deel van een stapelbed, maakte ik me op voor de derde dag van de excursie.

Blauwestad
Op dierendag gingen we Blauwestad bekijken. Blauwestad is een nieuwe wijk in de middle of nowhere, waar luxe gebouwen worden neergezet aan een watertje. Het zag er erg mistroostig uit en ik heb ook niet het idee dat het echt wat word.
Overigens is het water in Blauwestad een prima plaats om overtollig water op te slaan als het flink regent.

Waterschap Hunze en Aa’s
Vervolgens gingen we naar een modern gemaal in Groningen. Het was het gemaal Rozema, in Termunterzijl, vlakbij de Dollart. Het gemaal werd acht jaar geleden in gebruik genomen.
Helaas voor de Groningers daalt de bodem ieder jaar door de gaswinning. Het waterniveau in de kanalen bedraagt 1.30 m onder NAP. Bij eb komt het water tot 1.50 m onder NAP, waardoor de sluizen gedurende korte tijd open kunnen. Echter, als de bodem blijft dalen en de zeespiegel blijft stijgen, wordt deze periode steeds korter. Om het water kwijt te raken, moest het dus weggepompt worden.
Vroeger was het gemaal Cremer nog voldoende, maar tegenwoordig niet meer. Het gemaal Rozema bestaat uit vier pompen, waarvan nu twee voldoende zijn om Groningen droog te houden.
Daarna gingen we nog een dijk op, met uitzicht op zee. Er werd nog iets verteld over hoe het water werd afgevoerd en dat het men heel veel moeite kostte om in de rand van de Dollart te graven.

Eenshaven
De reis ging nog verder naar het noorden, naar de Eemshaven. De Eemshaven is een haven die amper iets te bieden heeft. De haven ligt ver weg en als je op het haventerrein kijkt, zie je veel lege plekken en windmolens. Deze windmolens waren lekker aan het ronddraaien. Ik heb me echter laten vertellen dat ze “uit” gaan bij een windkracht groter dan “3”, vanwege de slijtage (!).
Overigens had die Bruinsma eens verteld over hoe slecht de haven er aan toe was. Ze berekenden de tarieven op een hele rare manier en maakten alleen winst door de grond die ze gratis hebben gekregen van de overheid te verkopen aan bedrijven. Verder stelde hij, dat als 3 of 4 procent van het havenslib vervuild zou zijn, het bedrijf dan failliet ging.
Overigens zei hij dat de Eemshaven pas in 1976 zijn eerste klant kreeg. Dat was echter 1974, een jaar na opening. De Eemshaven is onderdeel van Groningen Seaports, dat 140 bedrijven herbergt en 6500 arbeidsplaatsen.
Over de bijzondere tariefheffing werd gezegd dat dat is om kleine schepen aan te trekken. Ze willen een “bepaald segment” aantrekken. Aan de andere kant is de vaargeul van de Eemshaven diep (14 meter), waardoor er ook grote schepen kunnen liggen, volgens mij.

Het weer was erg mooi deze dierendag. Helaas verpestte een incident m’n dag. Ik wilde m’n ouders maar eens gaan bellen. Ik ging naar buiten. Gek genoeg kon ik niet naar huis bellen, dus belde ik maar naar m’n pa’s mobiel. Toen kwam er een dronken grijsaard langsfietsen. Hij reed langs, stapte vaag af en begon allemaal rare dingen naar me te roepen. Ik was op dat moment met m’n pa in gesprek en beëindigde het gesprek waar ik net mee begonnen was. En die gast maar doorgaan. Hij kwam op me af lopen en ik riep iets van: “tief op!” en liep de trap op naar de ingang. Vol adrenaline ging ik het gebouw in. Ik probeerde nog maar een keer te bellen en die gast kwam binnen. Hij was een dakloze die hier zo nodig moest overnachten. Ik had me in een hoekje verstopt en zag hoe hij aan de bar ging “zitten”. Hij gooide drie barkrukken om. Ik had het helemaal gehad met die gast. Bij het eten ging ik maar zo ver mogelijk bij de bar vandaan zitten. Wist ik veel dat ik toen precies bij de trap zat, waar hij per se langs moest. Ondertussen zat die dronkenlap nog heel dom te doen tegen de professor. “Vroeger heette dat nog sociale geografie (kaffer)!” Brieste hij met z’n kop vol haat en frustratie.
Helaas stond er ditmaal varkensvlees op het menu. Het moest er een keer van komen. Ik durfde niet te zeggen dat ik geen varkensvlees mocht eten (van een of ander geloof of zo), ook al vind ik het smerig. Een andere gast zei dat hij het van z’n geloof niet mocht eten, maar dat hij het vooral niet lekker vond. Soms zijn geloven zo slecht nog niet. Hij kreeg een enorme gehaktbal, die hij met mij deelde. (Zo kwam het nog allemaal goed.)
Verder was er nog UEFA cup-voetbal, waarin ik de ondergang van Heerenveen tig keer voorbij zag komen en live de uitschakeling van Ajax meemaakte. Op de een of andere manier was er geen geluid, maar het commentaar zal wel niet al te positief zijn geweest. Ajax speelde ontiegelijk slecht. Tussendoor ging ik nog wat tafelvoetballen en later, toen AZ speelde (was ook niet veel soeps) ging ik schaken. Twee gozers hadden een klein schaakspel en toen zei iemand dat ik het heel goed kon. Daar hing ik dan… Maar ja, ik won natuurlijk wel steeds.

Vrijdag 05-10
Ik had m’n mobieltje om half zeven gezet, zodat ik ruim op tijd was. Ik had echter geen plaats voor al m’n spullen, dus sliep ik met m’n mobieltje in de hand zowat (!). Ik kleedde me héél langzaam aan en ruimde alles netjes op. Gek genoeg was niemand in mijn kamer wakker. Ik wilde ze niet uit hun laatste restje slaap houden, maar ik vroeg me wel af of ik ze niet moest wekken.

Landaanwinning
De eerste activiteit van de dag was een beetje rampenstampen in een kwelder. Iedereen had de hele week z’n laarzen al aan, maar nu pas waren ze echt nodig. De bus baande zich traag een weg door het kronkelende landschap. Het was veel lopen in de kwelder. De zee was nog ver weg, dat was jammer. Het was een beetje om de koeienvlaaien heen lopen, op weg naar een watertje. Mark B. liet nog wat plantjes zien. Eetbare plantjes, waar een of ander boertje veel geld mee verdient en plantjes met een rood waslaagje om zich te beschermen tegen het zout.
Daarna liepen we terug, de laarzen in de bagageruimte achterlatend.

Frisia zout
Daarna gingen we naar Harlingen, waar het bedrijf Frisia zout zit. Frisia is ook dat bedrijf van die verschrikkelijke geldreclames, maar deze tak beperkt zich op zout. Dezelfde zouteloze grappen als in die reclames over leningen kwamen aan bod, nu toegepast op zout. Alle spreekwoorden met “zout” erin werden genoemd.
Het bedrijf haalt het zout op drie kilometer diepte uit de grond. Dit is de diepste mijn ter wereld, zeiden ze. Het is zgn. “vacuümzout”, wat heel zuiver is. Het bedrijf produceert 1,2 miljoen ton zout per jaar. Dat komt dus allemaal uit de bodem. Hierdoor zakt de bodem met zo’n vijf centimeter per jaar. Daarom boren ze steeds drie kilometer verder weg. Dit was vanwege een “geomorfologische wet”, die zei dat de bodem onder een hoek van 45 graden inzakt. Daardoor heeft de “kegel” aan het aardoppervlak een straal van 3 kilometer. Dit was volgens Mark B. echter onzin.
De bodemdaling mocht dus niet te groot zijn en het bedrijf moest “concessies” aanvragen om te boren. Volgens de experts was er geen gevaar voor schade aan gebouwen door de bodemdaling, mits ze de 35 centimeter bodemdaling niet zouden overschrijden. Daardoor schijnen ze tot 2013 “vooruit” te kunnen.
Overigens gaf het bedrijf geen geen gehoor aan klachten. “Volgens de experts kan het niet, dus dan is dat zo.” Of dat zo’n slimme houding is, weet ik niet.
Ze besloten de bijeenkomst met de “geweldige” uitspraak: “zout is meer waard dan goud.”

Daarna kwam er een rondleiding over het bedrijfsterrein. Iedereen moest een domme helm op (“Is het dan zo gevaarlijk?”) en gingen we een gammele, verroeste trap op, tot boven een enorm vat met pekelwater. Ik had al hoogtevrees en ik vertrouwde de verroeste constructie niet. Brr. Ik was blij dat ik weer beneden was.
Er kwam maar geen eind aan de rondleiding, die allerlei hete ruimtes aandeed. Verder was er nog geklooi met een lift, die niet goed werkte en veel herrie. Te zien was nog hoe ze likstenen voor vee maakten. “Is dat echt alleen zout?”, vroeg ik me af.
Het weer was ook nu geweldig. Het leek wel lente.

Hondsbossche zeewering
Vervolgens moesten we richting Amsterdam. Helaas duurde dat even. Eerst werd een gast afgezet bij ‘t station, daarna had iemand d’r tas laten liggen en toen duurde het nog even voordat de chauffeur Harlingen uit was.
Daarna reden we over de Afsluitdijk via Wieringen, naar de Hondsbossche zeewering. De zeewering is momenteel weer in het nieuws, omdat er een diepe geul is, waardoor de golfoploop te hoog is. De kustlijn is steeds verder naar achter getrokken sinds de komst van de zeewering. Hierdoor worden de aanhechtpunten van de dijk kwetsbaar.
Na het uitje op de dijk, stopte de bus nog aan de rand van Alkmaar en reed daarna door naar de VU. De reis was ten einde. Ik ging opgelucht naar huis.

Thuis
Om 19.00 uur kwam ik op het station, waarna m’n ma me ophaalde. Ik was moe, ondanks het vele busreizen. Gelukkig won ik zaterdag in de externe competitie. Zo vermoeid was ik dus ook weer niet… 😉

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *