Het leed van een non-playing teamcaptain

BSG 2 verliest van degradatiekandidaat Almere
BSG 2 heeft zichzelf een slechte dienst bewezen door van degradatie-kandidaat Almere met het kleinst mogelijke verschil te verliezen. Hierdoor zit een mooie subtopklassering er definitief niet meer in.

Het schaakseizoen 2016-2017 zit er alweer bijna op. Vandaag werd de een-na-laatste ronde gespeeld. De laatste ronde zal overigens pas over ruim een maand gespeeld worden, vermoedelijk omdat het NK Jeugd er nog tussendoor komt. BSG 2 mocht naar Almere. Almere-uit, dat was natuurlijk bijna een thuiswedstrijd. De werkzaamheden aan de A1 leken nog even roet in het eten te gooien, maar uiteindelijk verliep de heenreis erg voorspoedig. Om half één kwam BSG 2 met negen man aan op de bodem van de voormalige Zuiderzee.

Sinds eind januari, toen het tweede achttal van BSG tegen Soest 2 zijn promotiekansen verknalde, is BSG 3-teamleider Theo Slisser weer voor het tweede beschikbaar. Omdat er verder geen afmeldingen waren, besloot teamleider Rein zijn plaats af te staan, zodat hij als non-playing teamcaptain zijn teamgenoten op de belangrijke momenten goed kon bijstaan, bijvoorbeeld door de tussenstand en een eventuele prognose van de eindstand door te geven. Heel nobel allemaal en als dank bezorgden zijn teamgenoten hem bijna een paar hartverzakkingen en een hoop grijze haren.

Almere, dat twee teams in de onderste regionen van de laagste klasse van de KNSB-competitie heeft, had de punten hard nodig en toverde een konijn uit de hoge hoed (of was het een dubieuze 1-aprilgrap?) met een onvervalste tactische opstelling. Aan het hoogste bord werd Ton Sprong (1676) neergezet. Je zag de Bussumse eerstebordspeler denken: “Drie keer aan bord 1 en dan heb je al dit.”

Almere had zijn sterkste man (Martijn Woudsma) aan het derde bord gezet, misschien bewust gedaan om het Apenhoofd te ontlopen. In ieder geval moest de thuisploeg aan de lagere borden iets goedmaken om het eerste bord te compenseren en dat bleek verbazingwekkend goed te lukken. Zo kreeg Frans een gaar stukoffer van Diederic ’t Hooft te verwerken, waar hij niet goed op wist te reageren. Het resulteerde in een mindere stelling die hij ook gauw verloor.

Aan de lage borden konden de oudjes ook niet echt het verschil maken. Zowel Tom als Theo kwam niet verder dan remise. Hetzelfde resultaat was er voor Remmelt aan bord 2, die in het middenspel wat beter leek te staan tegen Dennis van Leusden, maar na een grootscheepse afruil viel er geen eer meer aan te behalen.

De broodnodige overwinning leek er te komen op bord 5, waar Coen al snel een gewonnen stelling bereikte. Hij liet zich te veel in zijn enthousiasme meeslepen en miste een kleinigheidje, waarna de bordjes verhangen waren. Om het nog leuker voor de machteloos toekijkende non-playing teamcaptain te maken, ging Ruben tegen de witte ineens voor een zetherhaling in een stelling waarin hij de betere kansen had.

Het enige geluk voor BSG 2 was dat het Apenhoofd aan het eerste bord na veel zwoegen het verwachte puntje pakte. Het was hard werken voor een half elopuntje. Het bracht BSG 2 in ieder geval op gelijke hoogte, maar met de twee brakke stellingen die nog resteerden, zou een gelijkspel al een hele prestatie zijn.

Zo probeerde Timon nog stand te houden tegen Woudsma, die even handig afwikkelde naar een stelling waarin hij een dame tegen een toren en een paard had. Misschien had Timon het kunnen houden als hij zijn vrijpion snel had opgespeeld, want zoals het nu ging, werden zijn stukken al snel uit elkaar gespeeld.

Coen kende daarentegen een wonderbaarlijke ontsnapping toen zijn tegenstander ineens een stuk offerde voor een paar pionnen, waarna hij nog net de remisehaven wist te bereiken. Zodoende bleef de schade beperkt tot een 4½-3½-nederlaag voor het wispelturige BSG 2. Een nederlaag zonder consequenties, want het eerste achttal was al uitgespeeld, maar desondanks liepen de gemoederen na afloop hoog op en waren de verwijten niet van de lucht. De terugreis had een langere gevoelslengte dan de heenreis, wat ook wel logisch was aangezien teamleider Rein ergens nog de verkeerde afslag nam. Wel reed hij overal een stuk harder dan op de heenweg, klagend dat aan de zijlijn staan niks voor hem was. Het leven van een non-playing teamcaptain gaat niet over rozen. Nog één wedstrijd en het seizoen zit er gelukkig weer op.

Beter nieuws kwam er uit Leeuwarden, waar BSG 1 praktisch kampioen werd door Philidor 1847 met 8-2 te verslaan. Volgend jaar zal het team dus weer, zoals het hoort, in de meesterklasse spelen.

Almere (1966) – BSG 2 (2047) 4½-3½
1. T Sprong (1676) – J de Groote (2209) 0-1
2. D van Leusden (2108) – R Otten (2005) ½-½
3. M Woudsma (2226) – T Brouwer (1991) 1-0
4. D ’t Hooft (1994) – F Borm m (2159) 1-0
5. J Kossen (1954) – C van der Heijden (2053) ½-½
6. L Damen (1845) – T de Ruiter (1992) ½-½
7. A Uddin (1902) – T Slisser (1952) ½-½
8. J Witkamp (2024) – R Hilhorst (2011) ½-½

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *