Het einde van mijn verblijf in China komt in zicht. De fut is er een beetje uit en de afgelopen werkweek hebben we eigenlijk alleen een blije berg bezocht. Een berg die door het slechte weer nog moeilijk te zien was ook.
In het begin van de week hadden we weekend en had ik heel wat tijd over om wat domme berichtjes te tikken. Helaas duurde het lang voordat we weer op stoom kwamen. Xiaomei probeerde een blogpost over een van haar papers af te ronden. Het meeste had ik geschreven, ze hoefde alleen de conclusie te schrijven en een titel te bedenken. Na nog een hele waslijst aan details te hebben toegevoegd, stuurde ze het naar haar promotor op. Die reageerde dat het meer een samenvatting dan een blogpost was, waar hij wel gelijk in had.
Pas op donderdag gingen we weer echt iets ondernemen. Het plan was om naar Le Shan (je spreekt het ongeveer als “de hond” op zijn Frans uit) af te reizen, een stad ter grootte van Amsterdam die een kleine 200 kilometer onder Chengdu ligt. De stad is vooral bekend van het enorme Boeddhabeeld dat in een bergwand is uitgehakt.
Het idee was om met de trein naar de stad, waarvan de naam Blije Berg schijnt te betekenen, af te reizen. Daarvoor moesten we wel eerst naar het treinstation aan de andere kant van de stad. Xiaomei d’r pa was bereid ons bij Wangcongci af te zetten. Bij het uitstappen kwamen we ineens een bekend gezicht tegen. Het was Ing, die op weg naar haar werk was. Ze reisde een aantal haltes met ons mee. Van Xiaomei begreep ik dat ze op kosten van de baas allerlei inkopen mocht doen. Zo’n baan zou ik nou ook willen hebben.
Na ruim een uur in de metro te hebben gezeten, kwamen we op station Chengdudong uit, ofwel Chengdu-Oost. Xiaomei zat driftig te appen en vertelde lachend dat Ing haar halte had gemist omdat ze in slaap was gevallen. We waren ruimschoots op tijd, dus gingen we maar foto’s van elkaar nemen.
Ditmaal had Xiaomei zitplaatsen voor ons weten te regelen, zodat ik tijdens de treinrit een uiltje kon knappen. Voor ik het wist waren we in Le Shan. Het duurde even voordat we de bushalte gevonden hadden. Even later kwam de volgende bus aanrijden:
Geen idee waarom dit ding niet in een museum stond, maar rijden deed ‘ie wel. Twaalf jaar geleden heb ik in Safaripark Beekse Bergen voor het laatst in zo’n oude bus gereden. Een leuke ervaring vond ik dat. Voor het bedrag van 1 yuan (iets meer dan een dubbeltje) bracht het museumstuk ons in de buurt van het Boeddhabeeld.
We liepen meteen het Leshan Museum in, een informatief museum over het Boeddhabeeld.
Wat ik bijvoorbeeld niet wist, was dat het beeld heel gauw vies wordt en dus geregeld schoongemaakt moet worden. In het museum waren veel foto’s te zien van het beeld vanaf het einde van de 19e eeuw. Op sommige foto’s was de neus van het beeld pikzwart en op andere foto’s was ‘ie weer normaal.
De Engelse vertalingen waren tevens begrijpelijk, wat ook lang niet altijd het geval is. Wel vielen er veel fouten op. Weggevallen komma’s, weggevallen letters, of het volgende plaatje:
Xiaomei vond dat we de fouten aan het museum moesten doorgeven, maar uiteindelijk hebben we dat niet gedaan. De dag was alweer half voorbij en nadat we weer een heleboel foto’s van elkaar hadden gemaakt en wat hadden gegeven, gingen we proberen een glimp van het beeld op te vangen.
Het leek me wel leuk om op een rondvaartboot langs het beeld te varen. Xiaomei vond dat geen goed idee, omdat je dan maar een paar minuten naar het beeld kon gluren. Liever wilde ze het beeld vanaf land bezichtigen. We staken de Minjiang over en liepen naar de zuidpunt van de stad, waar we uitzicht zouden moeten hebben op het beeld. Dat viel tegen. Toen we op de Daduhe, de Dadurivier stuitten, konden we alleen het hoofd en een been van het beeld enigszins zien.
Het beeld lag iets ten zuiden van het punt waar de Daduhe in de Minjiang stroomde en was bovendien iets van ons af gedraaid. We zijn daarom maar de rivier afgelopen in de hoop iets meer van het beeld te kunnen zien. Het was even verderop redelijk druk, omdat mensen daar lekker de rivier in plonsden.
Na een heleboel foto’s van elkaar te hebben genomen bij de rivier, kwam er plotseling een regenwolk aan. Echt nat werden we er niet van, maar het zicht verslechterde wel drastisch. Hieronder een schamele poging van mijn kant om het beeld nog in beeld te krijgen:
Het einde van de middag naderde, dus zijn we maar met de bus naar een vreetstraat gereden. Xiaomei was er enthousiast over, ik wat minder. Het culinaire hoogtepunt was gelatine met stroop of iets dergelijks. Een substantie zonder calorieën gecombineerd met lege calorieën. Zelf had Xiaomei gepeperde aardappels die zelfs voor haar te heet waren.
Na het eten stapten we gauw weer op de bus op weg naar het station. We waren ruim op tijd, dus gingen we nog wat foto’s maken. Daar stopten we subiet mee toen onze trein werd omgeroepen. Na wat omslachtig te hebben ingecheckt met mijn paspoort, kwamen we ruim op tijd op het station aan, ondanks dat we in de paniek ook nog de verkeerde roltrap op waren gelopen. De trein was ook nog vertraagd, dus was alle paniek voor niks geweest.
Eenmaal terug op Chengdudong mochten we weer ruim een uur met de metro. Ondanks dat er volgens de dienstregeling geen bussen meer na tienen hoorden te rijden, werden we er door een opgepikt en kwamen we niet veel later thuis aan. Die nacht sliep ik als een roos.
Vandaag gingen we een motiverend praatje geven aan de klas van Fang. Nou zitten leerlingen in China al 12 uur per dag op school en ben ik wel de laatste persoon op aarde die ze moet vertellen dat ze goed hun best moeten doen en hard moeten werken. Toch zou ik als sidekick van Xiaomei wat spreektijd krijgen om over mijn schooltijd te vertellen. Zelf zat ze de hele dag aan haar presentatie te knutselen. Tegen vieren had ze wel weer genoeg foto’s in een PowerPointpresentatie gezet en gingen we op weg naar de school van Fang.
We gingen met de auto en dus kon ik toekijken hoe Xiaomei zou rijden. Nou, als een oma (en dan niet de oma van Max Verstappen). De toon werd al gezet toen ze me vroeg hoe je een auto eigenlijk start. Dat was ze in al die jaren alweer vergeten. Daarna wist ze het gaspedaal amper te vinden. “What’s the speed limit here?”, vroeg ik dan. “Don’t talk to me!” “80 kilometers per hour!”, voegde ze eraan toe, terwijl ze met nog geen 60 kilometer per uur in de linkerbaan bleef rijden.
Zo ging het eigenlijk de hele rit. Overal bleef ze ver van de snelheidslimiet verwijderd. Misschien kwam het ook wel door de automaat, die in ecostand stond, waardoor het toerental nooit ver boven het stationaire toerental kwam en de motor futloos bleef. Na de nodige hairy moments kwamen we veilig aan en vroeg Xiaomei me om Fang te bellen. Om de een of andere manier weigerde de telefoon dienst, maar gelukkig kon ze Fang nog wel appen (of WeChatten?). Nadat het hek was geopend, kon Xiaomei haar Toyota met enige moeite inparkeren.
We liepen de lerarenkamer in, waar ik kennismaakte met ene Già (als in Il tempo già passato, che non torna più, dat verstond ik in ieder geval), die wiskundedocent was. Ze ging thee voor ons zetten in een waterkoker met display. Ze zei dat het water klaar was als het display op 100 stond. Ik bracht ertegenin dat we 500 meter boven zeeniveau zaten en dat het kookpunt dus lager zou moeten liggen. Toen het display 93 aangaf, zat het water al hevig te borrelen. Pas bij 100 zette ze ‘m uit en schonk ze thee voor ons in. Meteen daarna werden we naar de klas gedirigeerd, waar ruim 40 jonge koppies me aankeken.
Xiaomei stak van wal in het Engels, waarna ze op het Chinees overging en ik er geen touw meer aan vast kon knopen. Niet lang daarna moest ik wat gaan zeggen. In mijn beste Engels brabbelde ik maar wat over mijn afkomst en mijn opleiding, waarna ik de leerlingen adviseerde nieuwsgierig te zijn en te focussen op dingen leren en echt begrijpen, in plaats van op het halen van hoge cijfers. Als je dingen echt begrijpt, komen die hoge cijfers vanzelf wel. Een soort moderne variant van het artikel over de zesjescultuur van Kleine Claudia van heel lang geleden dus.
Daarna vertaalde Xiaomei het relaas en begon ze aan de presentatie. Haar verhaal werd verstoord door de bel, die het volgende lesuur aankondigde. Nadat iedereen weer op zijn plaats zat, ging ze door met haar verhaal, daarbij vele foto’s tonen van de conferenties die ze de afgelopen jaren had bijgewoond. Op een van die foto’s stond ik met mijn grijze kop en kreeg ik te horen dat ik dik was. Je moet wel een dikke huid hebben om daar je zegje te komen doen. Aan het eind werd me gevraagd om nog wat in het Nederlands te zeggen, waarna ik maar een verhaaltje improviseerde over hoe verschillend Nederlands en Chinees waren.
Het laatste woord was aan de leerlingen, die ons vragen mochten stellen. Om de een of andere reden stelden ze alleen vragen over eten. Of Xiaomei van sla hield. Of ze weleens hamburgers at. Om de een of andere reden ging Xiaomei er nog serieus op in ook. Nadat er nog een groepsfoto werd gemaakt, kreeg ik een papieren vijfhoek als aandenken van een paar leerlingen en trokken we ons terug in de lerarenkamer. Terwijl ik een koekje at, kwamen de leerlingen weer binnen. Ze vonden mijn grijze haren vooral interessant. Chinezen worden soms kaal, maar ze lijken bijna altijd dat gitzwarte haar te behouden, dus is zo’n grijze kop bijzonder. Helemaal als de persoon in kwestie niet veel ouder dan een jaar of 23 lijkt (zo oud werd ik in het begin van het jaar in ieder geval door iemand geschat). Na nog een tweede groepsfoto te hebben gemaakt, gingen de leerlingen naar huis om weekend te vieren.
De parkeerplaats was inmiddels bijna uitgestorven. Xiaomei reed weer op z’n elfendertigst naar huis (Xiaomei terwijl ik dit schrijf: “Yeah, mention me. I’m a great driver!”). Fang ging ons halverwege voorbij, toen we lang vastzaten achter een vrachtwagen, maar kwam toch na ons aan. Nadat we met zijn vijven hadden gegeten en Xiaomei haar harde schijf had gerepareerd, ging ze weer weg en kon ik een verslag schrijven. Morgen gaan we, voor zover ik begrijp, naar Chongqing, een andere miljoenenstad die sinds 1997 geen deel meer uitmaakt van Sichuan, maar een zelfstandige provincie vormt (die alsnog dik twee keer zo groot als Nederland is). Na het weekend hoop ik wat over deze excursie te kunnen schrijven.